Meimaand stressmaand. De zachte temperaturen verhullen het misschien maar het opkomen van de blaadjes ruikt voor veel mensen naar paniek. De blok is in volle gang. Je zit te zweten boven je boeken en vraagt je af hoe je dat in godsnaam allemaal in je hoofd moet stampen. Je staat voor de klas en hoopt maar dat ze het goed zullen doen. De belastingbrief grijnst al weken naar je vanaf het stapeltje ‘to-do’…
Vingers gekruist, knoop in je maag, op hoop van zegen.
Ook de natuur is druk bezig zich klaar te maken voor wat nog op de agenda staat. De merels in de klimop wachten met opengesperde bekjes tot er een wormpje in wordt gestopt, de eksters slepen takken af en aan, de rupsen vreten zich dik en rond aan mijn jonge sla om straks als prachtige pages rond te fladderen. Alsof het geen enkele moeite heeft gekost zullen ze door de lucht dartelen en vergeten zijn welke halsbrekende toeren er nodig waren om daar te geraken.
Ook ik ontsnap niet aan dat opgejaagde meigevoel. Als een klunzige jongleur probeer ik alle balletjes omhoog te houden terwijl een sadistische clown er voortdurend draaiende bordjes en brandende toortsen tussendoor smijt. Handen en minstens een hoofd kom ik tekort.
Ik zit al lang niet meer in de blok. Examens gaan aan mij voorbij. Die belastingen, daar mag mijn lieve boekhoudster zich het hoofd over breken. En toch. Die knoop in mijn maag blijft. Waarom? Omdat ik een magneet ben voor stress.
Mi casa es su casa, zeggen ze in het schoon Spaans. Nu, uw stress is mijn stress. Ik zuig het aan als een droge spons in een regenton. Ik maak me druk over mijn kinderen en of ze hun brood wel bij hebben, over mijn ouders’ gezondheid, over mijn leerlingen en of ze hun tekst wel kennen, over mijn vriendin die in een lastig parket zit. Over alles. Behalve over mezelf. “Gaat het wel goed?” vraagt mijn directeur. “Ja hoor,” lieg ik, “prima!” De waarheid is dat ik moe ben. Doodmoe. Van het dragen van andermans rugzak. Ongevraagd sleep ik al die zorgen mee en vergeet dat ik zelf een overvolle boodschappentas moet meezeulen. “Does effe rustig,” zegt een collega. “We hebben je nog langer nodig dan vandaag.” Onvrijwillig beginnen de tranen te stromen. En ik had mezelf nog zo voorgenomen stoer en flink te zijn. Maar er is geen houden meer aan. Als een kind snotter ik, dat ik zo moehoehoe ben.
“Nog even,” zegt ze. “Nog even en dan is het zomervakantie.” Ik knik en probeer een slok slappe koffie en een klein emmertje tranen door te slikken. Ik denk aan die vlinders, die straks zo moeiteloos van de zoete paarse bloemen zullen drinken. Alsof ze vergeten zijn hoeveel moeite het heeft gekost...
Claudia Nieuwenhuizen