De laatste restjes zomervakantie beginnen nu stilletjesaan weg te sijpelen. Het voelt altijd als een afscheid. Geen stil vertrek op kousenvoetjes, maar nog één apotheose. Go out with a bang!
Als kind werd het eind van de grote vakantie ingeluid door de kermis. Aan de Statie was dat an sich nooit veel bijzonders: twee schietkramen, eendjesvissen en een paardjesmolen en - natuurlijk - de frituur van de gezusters van Susteren. Die gezellige, volslanke dames die de beste kermisfriet ter wereld bakten. Tot aan je ellenboog dook je in de puntzak tot je handen onder de zure mayonaise zaten en viste je er de laatste, van saus doordrongen frietjes uit.
Het kermiscomité organiseerde kinderspelen en een markt om je zelfgebakken wafel, flesjes gekleurd zout en andere prullaria aan de man te brengen. De opbrengst mocht je meteen spenderen op de kermis. Toen ik klein was, mocht dat ook nog eens verkleed. Joehoew!
Onze bolderkar wisselde elke zomer van gedaante. Een raket en wij in aluminiumfolie verpakt met Dash-tonnen als ruimtehelm, of als vissersboot, kippenhok, tipitent,… mijn moeder en tantes waren daar dagen mee bezig. Waarschijnlijk hadden ze daar minstens net zoveel lol in als wij. Met een flinke zakcent en een kindervuist vol bonnetjes voor de draaimolen waren we uren zoet. Als het op was, liep je naar het dichtstbijzijnde terras waar de ouders op hun manier kermis vierden.
Op een van die laatste augustusdagen liep ik daar binnen, op zoek naar mijn ouders en cola. Bij Louis en Mariette. Er klonk geen schlager of disco maar een voor mij onbekend soort muziek. Iets heftigs, als een huilende, radeloze ziel die met overweldigende schoonheid en kracht zijn verloren liefde bezingt. Op een tafeltje, tussen de lege glazen, liet een ietwat gedrongen man, in een wit pak en met rood aangelopen hoofd de laatste noten van een overdonderende aria galmen. Met open mond luisterde het overvolle café naar
Adriaan Van Limpt. Een van de grote tenoren. Als hij zong, kon je de ruiten voelen trillen en de harten horen breken. Als klein meisje voelde ik wel dat dit iets heel bijzonders was, iets wat eigenlijk niet in een dorpskroeg hoort, maar op een groot podium met een vol orkest. Pas later begreep ik dat dat ook zo was. Dat hij met de groten der aarde had opgetreden in prachtige operahuizen.
Sindsdien hoort er bij die laatste dagen van augustus dat gevoel van onbesuisd, nog even, een keer, nog één laatste rondje op de draaimolen tot alle bonnetjes op zijn. En klinkt er ergens in mijn achterhoofd die magistrale stem. De laatste noten van die aria. De apotheose.
Go out with a bang!
Claudia NIEUWENHUIZEN