Toen je veertien was en wachtte op de dag dat je volwassen werd, had je niet ingecalculeerd dat je - hoe oud je ook bent - nog steeds onderworpen wordt aan taken die je eigenlijk niet wil doen. Een uitstrijkje. Belastingbrieven. Het rommelschuurtje opruimen. Dat soort dingen. Je stelt ze uit tot het echt niet meer anders kan.
Voor mij is een van de ergste opdrachten: naar de autokeuring gaan. Ik heb de groene kaart al weken op het stapeltje liggen. Elke keer als ik ze zie, zakt de moed me in de schoenen. Telkens als ik denk, “kom op, het moet maar,” verzin ik wel iets waardoor het vandaag toch echt niet schikt.
Ik droom daar ’s nachts van. Dat ik afgeblaft word door zo’n controleur. Dat ik mijn auto scheef op de brug zet en er zo vanaf lazer terwijl al die kerels staan te lachen. Dat mijn auto - hoewel het verder een prima bakkie is - volledig wordt afgekeurd omdat ie niet is gestofzuigd. Mijn slapende hoofd heeft zich al op ieder mogelijk of onmogelijk scenario voorbereid.
Vandaag vond ik de moed. Dapper raapte ik mezelf bij elkaar, ging langs de carwash en met een uitzonderlijk blinkend, pas gepoetst karretje reed ik naar het keuringsstation. “Kom op, het moet maar.” Het was er niet zo heel erg druk. Dat viel al mee. Maar een stuk of vijf wagens voor me en al snel een rij achter me waardoor omdraaien geen optie meer was. De gordels zaten al vast en de papieren lagen keurig klaar. Een vriendelijke mevrouw keek er goedkeurend naar en wenste me verder een prettige dag. Ik was enigszins uit mijn lood geslagen. Zo vlot? Zo vriendelijk? Alles wat te mooi is om waar te zijn, is dat meestal ook, zo leerde het leven me tot nu toe.
Toen ik aan de beurt was, waren er helemaal geen onaardige, gemene mannen, maar supervriendelijke, jonge gasten die met gemak mijn auto op de brug zetten, hem deden schudden en trillen, toeteren, lampen en remmen testen…en in geen tijd stond ik weer buiten. Goedgekeurd!
Op weg naar huis was ik trots op mezelf en ook opgelucht dat ik er weer een jaar vanaf ben. Eigenlijk viel het wel mee, achteraf. Waar heb ik me al die tijd zo tegen verzet?
Bij het avondeten zit mijn zoon van veertien in zijn bord te harken. Het eten lijkt hem niet te smaken. Ik vraag wat er is. Hij zucht. “Terug naar school. Ik zie het totaal niet zitten. Het liefst zou ik gewoon onder een steen kruipen tot ik oud genoeg ben en niet meer hoef.” Ik knik. Ik snap het. “Maar ja, hoe oud je ook wordt, je zal altijd dat drempelgevoel houden, schat,” denk ik. Maar dàt zeg ik niet. Ik weet dat het in retrospectief allemaal wel weer meevalt.
In je achteruitkijkspiegel ziet elk obstakel kleiner uit.
Claudia NIEUWENHUIZEN