Ik sta in zo’n winkel, u kent ze wel, waar alles ruikt naar sweatshop en de bodemprijzen nog een veelvoud zijn van wat de maker ervan verdient.
Ik moet een paar snelbinders hebben en kom buiten met placemats, schuursponsjes, opplaksnorren, ringmappen, knutsellijm, sportsokken, pepernoten, een agenda 2024 en een geurkaars.
Was het een aanval van retailtherapie? McHappiness? Even je kar volgooien omdat 't kan? Ik stap in de auto en overloop wat er zojuist gebeurd is. Dus. Ik kom voor… en ga met…
Waarom laten we ons zo makkelijk verleiden door wat snel, goedkoop en suikerzoet is? We zadelen onszelf op met allerlei troep die over een week in de vuilbak ligt of nog jaren onaangeroerd in dat onderste laatje voor de ‘stel-dat-je-het-ooit-eens-nodig-hebt’-rommel. Ik bedenk me wel eens hoe waanzinnig groot die berg zinloze aankopen bij elkaar opgeteld moet zijn. Alles op een hoop? Ik schat dat de Himalaya daarbij een puistje lijkt.
Ik graaf in het tasje. Opplaksnorren? Serieus?
Ergens in een land ver van hier, zit iemand aan een lopende band opplaksnorren te maken. Voor een of andere malloot ver van daar die dat dan mee naar huis neemt voor… tja…waarvoor eigenlijk?
Kijk, ik kan het nog verantwoorden. Ik ben toneeljuf van beroep en dan is het volstrekt legitiem om pruiken, hoedjes en occasioneel opplaksnorren aan te kopen. Maar die bak ligt vol! En wordt wekelijks, zo niet dagelijks aangevuld! Toneeljuffen zijn dun gezaaid… dus… Wie koopt die dingen dan nog? Mijn fantasie slaat even helemaal op hol.
Ineens stel ik alles in vraag. De idioterie van het consumentisme, mezelf en alle snordragers.
Ze hadden geen snelbinders, trouwens.
Claudia NIEUWENHUIZEN