Er zijn van die plaatsen waar elke steen, elke boom geschiedenis fluistert. Waar je niet langs kan lopen zonder het verleden in te ademen en stil te staan bij wat er was, wat er is en wat er hopelijk nooit meer komen zal.
Dit weekend besloot ik een bezoek te brengen aan
Kamp Vught. Ik was er nog nooit geweest ook al is het vlakbij. Ik durfde niet. Plekken als deze lijken me altijd bij de strot te grijpen en nog weken erna zitten ze onder mijn vel. Maar ik wil geen lafaard zijn die zijn blik afwendt, nee, ik wil het monster in de bek staren. Ik wil weten waarom het ooit gebeuren kon om zo - hopelijk - het kwade te bezweren. Dus, ik ging.
We rijden door de lange laan met bomen. Voor mijn geestesoog verschijnen lange rijen troosteloze mensen met koffers. Een treinwagon, zoals ik ze ken uit de films, staat stil op een stukje spoor. Het spoor loopt dood, de wagon is leeg. En toch zie ik hoe er ooit honderden mensen in werden gepropt op weg naar de hel.
In dit concentratiekamp werden meer dan 32.000 mensen opgesloten. De meesten met geen andere reden dan hun geloof, afkomst, geaardheid of overtuiging. Ook kinderen. 1296 van hen gingen op transport naar
Sobibór. Geen van hen kwam terug.
Ik laat het getal even doordringen. Twaalfhonderdzesennegentig. Hun namen staan gebeiteld in een klein monument. Ik lees ze een voor een. Jacob, 3 jaar. Helena, 6 jaar, Willy, 10 jaar. Ik voel hoe mijn keel wordt dichtgesnoerd en de tranen niet meer te stoppen zijn. Hoe kan je dit laten gebeuren? Hoe dan?
In het museum is meer plaats dan alleen de gruwel van de Tweede Wereldoorlog. Het stelt de vraag: “Wat zou jij doen?” Er zijn getuigenissen van mensen die op een bepaald moment toeschouwer zijn en bevriezen, weglopen, niet handelen. Kun je hen veroordelen? Wat zou ik doen? In tijden van vrede is het gemakkelijk om te stellen dat je je zou verzetten, dat je een held zou zijn, dat je niet zou wegkijken of meedoen. Maar wat in tijden van gevaar?
Als ik thuis ben, kijk ik even op de (a)sociale media. Ik scroll langs berichten en lees commentaren waar je maag van omkeert. Zo hard. Zo koud
: “Kapotschieten die handel. Stuur ze terug de zee over. Onnatuurlijke elementen….”
“Niet op ingaan,” hoor ik mijn moeder dan altijd zeggen. Maar ik kan het niet laten. Niet vandaag. Ik moet er wat van zeggen. De Holocaust begon niet met een concentratiekamp, maar met een pervers idee dat niet alle mensen mens zijn. Het begon met lelijke woorden, spotprenten en met hen die niets deden, niets zeiden. Maar vandaag kijk ik niet weg. Ik ben het verschuldigd aan Betje, Isaac, Geertruida, Sally, Louis,…
Claudia NIEUWENHUIZEN