Jan is, zoals ikzelf, een oud-leraar van het Provinciaal Instituut in Lommel. ’s Woensdags zie ik hem wel eens, als de gepensioneerde collega’s koffie gaan drinken in hun ouwe school.
Hij is de tachtig al gepasseerd maar nog steeds is hij een verwoed wandelaar. En een tijdje geleden maakte hij een flinke vermoeiende voettocht ergens aan de Nederlandse grens, daar waar Duitsland zijn meest westelijke punt bereikt.
Jan is behoorlijk fit. Hij heeft een pacemaker, maar is voor de rest kerngezond.
In de auto, op weg naar huis, hoort hij opeens een piepje. “Ik zal het me verbeelden”, denkt hij. Even later weer: piep! En wat later nog een keer. Om de paar minuten piepte er iets. Erg irritant als je niet weet waar het vandaan komt.
Iets met de auto? Er branden geen alarmlichtjes. Jan stopt toch maar bij zijn garage. Niks te vinden.
“Oei”, denkt hij, “het zal toch zeker mijn pacemaker niet zijn?” Als hij bezorgd zijn dokter belt, verwijst die hem meteen naar de spoedafdeling van het ziekenhuis in Overpelt. Ja, ook het verplegend personeel hoort de piepjes duidelijk. Groot alarm. Hier moet een cardioloog bij komen.
Ook die hoort het merkwaardig gepiep. Een paar confraters worden erbij gehaald. Zij staan voor een levensgroot raadsel. Een pacemaker die zo piept, dat is ook voor hen een volstrekt nieuw fenomeen.
“Meneer, heeft u soms een GSM?” vraagt de cardioloog tenslotte.
Jan voelt het schaamrood naar zijn wangen stijgen. Zijn mobieltje zit inderdaad in zijn broekzak. Hij zet zijn toestelletje weliswaar enkel op als hij dat nodig vindt. Maar ook dan loopt de batterij natuurlijk langzaam leeg. En in het eindstadium klinkt er een waarschuwend piepje. “Laad mij op” betekent dat.
De stemming in de spoedafdeling is niet altijd vrolijk. Nu wel!
Benieuwd wat voor rekening hij krijgt.