Een
paardenbloem (Taraxacum officinale). Je vindt ze minder in de wegberm dan langs paden. Paardenbloemen hebben een rozet met grote veerdelige bladeren, een onvertakte bladloze stengel en een bloemhoofdje, met daarop honderden lintbloemen. Het zijn planten met wit melksap. De vruchten worden na rijping aan witte uit haren bestaande 'parachuutjes' verspreid. Deze haren noemen we pappus. De naam
paardenbloem heeft te maken met de voorkeur die paarden hebben voor deze plant. Ook konijnen en andere dieren zijn er dol op. Geiten, schapen en koeien gebruiken de paardenbloem als medicijn. Paardenbloemen ontplooien zich in de volle zon. In de namiddag sluiten de stralende gele bloemen zich wat en als de zon niet schijnt of als het regent blijven ze vrijwel gesloten en zie je slechts een klein geel randje aan de bovenkant.