Winkeldiefstal is nog steeds een veelvoorkomende vorm van criminaliteit die, in tegenstelling tot andere vormen van diefstal, de laatste jaren niet is afgenomen. Iedere handelaar maakt het wel eens mee en vaak wordt er geen aangifte gedaan. Om die straffeloosheid tegen te gaan, voerden minister van Justitie Vincent Van Quickenborne en het College van procureurs-generaal vorig jaar
lik-op-stukboetes of onmiddellijke minnelijke schikkingen in voor winkeldiefstal. Hiermee kan de politie de dader ter plaatse meteen
een boete tot 350 euro opleggen.
Tot op heden zijn al 312 lik-op-stukboetes voor winkeldiefstallen uitgeschreven. De politie en het parket van Limburg zijn hierin koplopers, met 120 dergelijke boetes voor winkeldiefstal in de provincie. Intussen is het tempo opgedreven naar bijna 60 boetes per maand.
Om de boete te kunnen opleggen moet de winkeldief op heterdaad betrapt zijn, de feiten erkennen en dus akkoord gaan om de boete te betalen. Indien aan deze voorwaarden voldaan is dan kan de lik-op-stukboete voorgesteld worden door de politie aan de dader. De dader moet ook de eventuele schade vergoeden aan de winkelier.
Men kan het bedrag van de boete ter plaatse overschrijven via een betaalterminal of QR-code, of binnen de vijftien dagen via een klassiek overschrijvingsformulier. Indien de persoon niet instemt met de lik-op-stukboete of die niet binnen een bepaalde periode betaalt, zal het parket de zaak voor de rechtbank brengen, waar de winkeldief mogelijk nog een veel zwaardere straf riskeert.