"Schrijf jij nog brieven?", vraagt hij. We hebben net in het theater het stuk 'Groenten uit Balen' van Walter van den Broeck gezien.
"Nee", zeg ik. "In gedachten wel. En ook wel op papier. Maar versturen doe ik ze nooit."
"Hoezo? In gedachten?"
"De brieven van Jan Debruyker aan wereldleiders zoals Nixon en Brezjnev, of aan Koning Boudewijn, zoals we net in 'Groenten uit Balen' hebben gezien, die werden door zijn vrouw en zijn dochter telkens in de stoof gestoken. Maar dat die brieven nooit aankwamen, daar gaat het eigenlijk niet om. Een brief is een manier om je gedachten te ordenen. Als je een bepaalde persoon rechtstreeks aanspreekt, is het net alsof die dicht bij je staat."
"Jij doet dus hetzelfde als Jan? Aan wie schrijf jij dan brieven?"
"Bwa, dat is niet zo belangrijk. Aan heel wat mensen. Soms ook aan jou."
"Serieus? Kan ik die lezen?"
"Nee, dat kan niet", zeg ik. "Die brieven zijn voor mij."
Hij kijkt me niet-begrijpend aan. "Dat is toch anders dan ons vader", zegt hij.
"Schreef hij ook brieven?"
"Ja, wat ik me goed herinner zijn de brieven die hij naar me schreef toen ik op kamp was. We waren allebei geïnteresseerd in sport. De koers, tennis, noem maar op. Maar op kamp konden we natuurlijk geen sport volgen. Hij schreef me dan aan het begin van de vakantie een brief, met het vervolg van de Tour of Wimbledon, terwijl het nog niet gedaan was. Hij verzon complete ritten en wedstrijden. Maar dat wist ik natuurlijk niet."
"Schreef je dan ook terug?"
"Ja, een kort briefje. Maar toen hij gestorven is, heb ik hem wel een lange brief geschreven."
Nog voor ik kan vragen of ik die eens mag lezen geeft hij al antwoord.
"Nee", zegt hij, "die is voor mij."
Rudi Lavreysen