Gisteren waande men zich
in het Casino in Meulenberg even in Griekenland. Dit kwam niet alleen door het subtropisch weer - gedurende vijf uren werd je als het ware ondergedompeld in
een bad met Griekse zeep. Om de
Limburgse première van de docufilm La Rose Blanche voldoende body te geven waren er voor en na de film allerlei optredens van dansers en muzikanten.
De twee filmmakers Kris Kaerts en Poli Roumeliotis (beiden met Limburgse roots, respectievelijk uit Beringen en Genk) leidden de film in. Hij draait rond een legendarisch Grieks volkscafé in Molenbeek met de naam "La Rose Blanche". De cineasten slaagden erin de amicale sfeer van Griekse migranten versmolten met mensen uit alle landen weer te geven. Immaterieel erfgoed dat dankzij deze film voor altijd bewaard blijft. De oude cafébaas in de film vergelijkt de geschiedenis van zijn geboortestreek met een appel die je in twee gelijke helften doorsnijdt. De ene helft is Grieks, de andere Turks.
Dat de filmvoorstelling in het Casino van Meulenberg plaats vond is geen toeval. De diversiteit van Molenbeek reflecteerde zich in deze wijk. “Molenbeek meets Meulenberg,” vaatte Kris Kaerts het bondig samen.
Als voorsmaakje op de film danste een
Griekse dansgroep op de parking wervelend met mensen uit het publiek. De sirtaki revisited. De dansgroep uit Sint-Gillis (Brussel) luistert naar de welluidende naam “Het is nooit te laat”, maar in het Grieks klinkt het mooier. Voorzitter Athanasios Sidiropoulos zegt dat zij in ons land de laatst overblijvende Pontische dansgroep zijn. Het woord Pontisch verwijst naar de bevolking rond de Zwarte Zee in Turkije. Veel Grieken werden er in 1923 uit Turkije verdreven en vestigden zich aan de overkant, in Griekenland. “Mijn grootvader was één van hen. Mijn vader vertrok in 1966 naar België om daar een betere toekomst op te bouwen. Ikzelf werd taxichauffeur in Brussel. Als kleuter stuurde mijn vader mij al naar de Griekse dansschool. Ik ben in de dansschool geboren. Dansen zit in mijn bloed.”
Na het dansuurtje kon je in de foyer luisteren naar een concert van
muziekgroep Kosmokrators, hetgeen ironisch bedoeld
Heersers van de wereld betekent. Ze zongen liederen over mislukte liefdes en over verschoppelingen van hier en ginder. “Het zijn Griekse blues,” zei een bouzoukispeler. Hij tokkelde op een heel klein exemplaar, de Barlama, die hoge tonen liet klinken.
Na de film was er nog een dessert met een optreden van de Pontische dansgroep, uitgedost in traditionele kostuums. Na deze culturele dionysische zwelgpartij wachtte er nog in de balzaal een Grieks verwennerijbuffet met hapjes en drankjes. En dit alles weer overgoten met de Griekse noten van Kosmokrators. Vijf uur na de start van dit Grieks festival trok iedereen in feeststemming, helemaal voldaan weer huiswaarts, zoals dat heet.
(Jef Lingier)