Op het Soldatenkerkhof van Lommel liggen niet alleen slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Bijna pal tegen de aarden wal in de rechter achterhoek liggen in blok 31 ook slachtoffers van de Grote Oorlog. In graf 24 rust Johann Zahlauer. Op de 28ste december van 1916 stierf hij ‘den Heldentod fürs Vaterland’. Niet de vijand werd hem fataal, wel een ‘wapen’ van eigen makelij: de 2000 volt op de Dodendraad. Aan de slachtoffers die binnen eigen Duitse rangen door de Dodendraad hun levenseinde vonden, werd uiteraard geen ruchtbaarheid gegeven. Slachtoffers, meervoud. Jawel. Want Johann Zahlauer kan beslist niet de enige Duitser geweest zijn die zo aan zijn einde kwam.
En ‘den Heldentod sterben‘, hoe heldhaftig kon het zijn? In het geval van Zahlauer was het, althans volgens het gedachtenisprentje, niet meer dan brute pech, een ongeval. Maar was dat effectief ook zo? Net zo zou Zahlauer slachtoffer kunnen geworden zijn van eigen onvoorzichtigheid. Oberst von Redei van bataljon Sondershausen heeft het over die oorzaak van elektrocutie door de hoogspanningsstroom: “In hun eigen belang werd soldaten die dienst hadden aan de Draad, op het hart gedrukt de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen. Maar ondanks die waarschuwing had ons bataljon, net als bijna alle andere bataljons, aan de Grenzzaun door onvoorzichtigheid of door losjes omspringen met de geldende veiligheidsvoorschriften meerdere dodelijke slachtoffers te betreuren".
De Oberst windt er allerminst doekjes om: je kon de soldaten het gevaar nog zo op het hart drukken, onoplettendheid sloop in de rangen. Niet uit te sluiten is dat daarbij in het geval van bataljon Sondershausen nog twee andere factoren in het spel waren: onervarenheid met hoogspanningsstroom en oorlogsmoeheid. Van de 46 maanden dat Sondershausen in bezet België actief was, was het aan de geëlektrificeerde grens (aan het traject Bocholt-Heppeneert) amper vijf maanden actief. En die oorlogsmoeheid? Bataljon Sondershausen was al vanaf eind februari 1915 actief in België, deels met stresserende opdrachten in de tweede en derde frontlijn bij Wervik. En in de laatste vijf maanden van een (aflopende) oorlog moest het bataljon dan nog eens in een eveneens riskante omgeving aan de bak.
Wat die ervaring met hoogspanning betreft lagen de kaarten voor bijvoorbeeld bataljon Weimar anders. Begin april 1915 kwam het bataljon in het arrondissement Maaseik aan. Hier in de noordoosthoek van de provincie werd de eenheid eerst in de bewaking van de spoorlijnen ingeschakeld. Tussen 5 en 9 juli assisteerden de Weimaraner met 100 manschappen in Neerpelt en omgeving bij de bouw van ongeveer 10 kilometer Grenzzaun. Van de 21 maanden tussen juli 1915 en eind maart 1917 dat de Weimaraner in Limburg werden ingezet, namen ze niet minder dan 14 maanden op verschillende plekken de bewaking aan de Grensdraad waar. Bataljon Weimar had m.a.w. heel wat ervaring in de omgang met hoogspanning. Of het bataljon daardoor tot de weinige eenheden mag worden gerekend die volgens Oberst von Redei door de Draad geen slachtoffers te betreuren hadden?
En dan nog : in de gevallen hierboven gaat het ‘enkel’ om onvoorzichtigheid of pech. Er waren er onder de keizerlijke soldaten echter ook die per se de Draad door wilden…
Jef Vanbussel
Bij de derde foto: ook honden werden ingeschakeld bij de bewaking aan de Dodendraad. Ook zij lieten daar wel eens het leven bij, vooral als ze nog jong waren en hun opleiding nog niet geheel was afgerond.
(Herkomst foto’s: foto’s 1 en 2: nl.findagrave.com; foto 3: Heemkundekring Essen uit de brochure ‘De Doodendraad, een vergeten WO I-verhaal‘ uit de reeks ‘De Groote Oorlog rond de Kluis’)
Jef Vanbussel schreef voor Internetgazet Hamont-Achel een reeks over de Doodendraad, vanaf zaterdag 18 januari tot en met zondag 9 februari kon u zijn interessante bijdragen zowel op zaterdag als op zondag lezen.