Dikke, borstelige rupsen met veel ups en downs. Zo werden ze ooit beschreven door een vrouwelijke collega die me observeerde en ervan versteld stond hoeveel ik kon zeggen zonder mijn mond te gebruiken. Ze vond ze amusant, op het lachwekkende af.
Overactieve wenkbrauwen. Ik ben best trots op die twee harige hoofdrolspelers in mijn gezichtsexpressie, ook al heb ik er zelf weinig verdienste aan. Ik train of trim ze niet eens en ik hoef ze evenmin te epileren noch iets aan te leren. Het zijn twee aangeboren talenten. Ze maken van mij een open boek zonder dat ik iets moet zeggen of opschrijven. Dat heeft zo zijn voor- en nadelen.
In half opgetrokken toestand verraden ze dat ik verbaasd ben. Als ze nog hoger klimmen, zeg ik vlakaf: ‘Ik geloof je niet.’ Iets naar beneden gehouden in een halve frons maakt duidelijk dat ik niet helemaal begrijp wat je zegt en als ze fanatiek fronsen ben ik het helemaal niet met je eens.
Bovenstaande bewegingen zijn min of meer standaard. Dat ze mede mijn mimiek bepalen is op zich niets uitzonderlijks. In volle inspanning gaan ze nog veel heftiger tekeer, of ik nu iets zwaars optil, een tekst schrijf of een moeilijke berekening maak. In uiterste gevallen gaat mijn mond open en krijgt mijn tongpunt een erectie.
Een stuk confronterender wordt het als een niet onaantrekkelijke vertegenwoordigster van het andere geslacht passeert. Eventuele schaarsgekleedheid kan een extra stimulans zijn, meestal zelfs een absolute trigger. In zulke situaties gaan mijn rupsen spontaan simultaan twee keer kort na elkaar de hoogte in, waarbij ik een banaanachtige glimlach niet kan onderdrukken doordat mijn mondhoeken automatisch opstijgen. Beetje beschamend soms maar ik kan het niet helpen. Ik zou eigenlijk spierontspanners moeten nemen in combinatie met omgekeerde Viagra voor mond en tong.
Momenteel verwen ik die mond en tong met koffie. Ik drink al jaren poedertjes. Gewoon kokend water eroverheen pleuren en klaar. Lekker praktisch, ook al mis ik dan steevast het heerlijke gedrup, geruis, gekis en gebroebel van koffie die ‘doorloopt’ in een koffiezetapparaat, zoals vroeger. Ik hou nog steeds van dat gemêleerde geluid en probeer het mij momenteel voor de geest te halen. Het werkt. Het maakt mij en mijn rupsen rustig.
Wenkbrauwen kunnen, net als koffie en een schaarsgeklede mooie dame die mijn energieke gezicht op een verkeerd moment observeert, ook stevig doorlopen. Laat ons even blijven stilstaan bij doorlopende wenkbrauwen, die ook wel unibrows, eenbrauwen of monobrauwen genoemd worden, want daar ken ik nog een anekdote over.
In mijn fantasie zou zo’n wulps, weelderig type dat mijn wenkbrauwen in extase brengt trouwens gemakkelijk Glabella of iets dergelijks kunnen heten maar in werkelijkheid noemt men de glabella de (meestal) onbehaarde ruimte tussen de wenkbrauwen.
In de 19e eeuw stelde de bekende Italiaanse criminoloog Cesare Lombroso dat een bepaald uiterlijk in verband kon worden gebracht met een hogere frequentie van crimineel gedrag. Volgens hem bestond er zoiets als een ‘geboren misdadiger’ die kon herkend worden aan een aantal lichamelijke eigenschappen en erfelijkheden. Kenmerkend voor een dergelijk ‘lombrosotype’ waren aaneengegroeide wenkbrauwen. In de westerse cultuur wordt zo’n eenbrauw nog steeds met negatieve eigenschappen geassocieerd en als onaantrekkelijk ervaren. Daarom worden extra wenkbrauwharen op de glabella liefst zo snel mogelijk verwijderd, zeker bij vrouwen.
In Tadzjikistan, ergens in de buurt van China, Afghanistan en Oezbekistan, is het een heel ander verhaal. Daar wordt een eenbrauw door velen als een schoonheidsideaal beschouwd en worden op alle markten van het land kruidenmengsels verkocht waarmee de glabella wordt ingesmeerd. Na een paar behandelingen lijken wenkbrauwen op een grote doorlopende schuurborstel zoals bij sommige tekenfilmfiguurtjes. Heel wat Tadzjikistaanse vrouwen lopen er ongeveer bij als Bert van Sesamstraat. Of Bertha.
Kijk, beste lezer, dat weet je dan ook weer. Laat mij ondertussen nog maar lekker wat oploskoffie slurpen en lustig dromen van die naakte Glabella.
Hup, daar gaan ze weer, die rupsen.
Danny VANDENBERK