Op een niet meer te dateren zomerdag in - vermoedelijk - 1912 wordt in de nabijheid van de Achelse Kluis op de heide een luchtballon, de ‘Elberfeld‘ , aan de grond gezet. In dalende lijn is die vanuit de richting van Soerendonk komen aandrijven. In de Kluis blijft die landing niet onopgemerkt. Abt Dom Malachias Verstraaten stuurt pater Robertus van Lent naar de landingsplaats. Hij moet nagaan hoe er vanuit de Kluis assistentie kan worden verleend en moet de inzittenden uitnodigen naar de Kluis.
, een heer en een dame. Hoogste militair in rang en allicht bestuurder van de ballon is Stach von Golzheim. Hij is Oberleutnant bij het ‘Husarenregiment Nr. 11‘. Dat is gekazerneerd in Krefeld bij Düsseldorf. In het Keizerrijk heeft von Golzheim als ballonvaarder (‘Luftschiffer’) zijn sporen verdiend. Dat maakt dat hij in ± 1910 bij een militair ‘ Luftschifferbataillon’ wordt ingelijfd. De tweede militair is Leutnant Schlösser. Bij de dame en de heer blijkt het om een echtpaar uit Düsseldorf te gaan. De pater meent zich te herinneren dat het om het echtpaar Gerards gaat en dat de heer Gerards in Düsseldorf eigenaar van een kanonnenfabriek is. De ballon wordt opgevouwen en met mand en al naar Achel Statie gevoerd. Na een gastvrije ontvangst keren de inzittenden terug naar de ‘Heimat’.
Korte tijd later komt voor pater van Lent op de Kluis
een brief aan. De afzender van dat schrijven is Stach von Golzheim. Hij verzoekt de pater erom, op de heide naar een doos stafkaarten te laten zoeken. Die is destijds bij de onrustige landing van de ballon overboord gevallen .
De gevraagde zoektocht wordt georganiseerd. En jawel, een paar dagen later vindt een inwoner van Borkel de doos. Hij brengt ze naar het klooster. Daar wordt vastgesteld dat op de gerecupereerde stafkaarten niet alleen de wegen en alle zijpaadjes in de omgeving accuraat staan aangegeven, maar ook de bruggen van het klooster met hun draagvermogen. Hoe zijn die aantekeningen op die kaarten terechtgekomen?
Meteen legt een aantal abdijbewoners de link naar een Duitser die enige jaren eerder een tijd in de Kluis verbleef. Naar eigen zeggen was hij reserve-Hautpmann. En hoewel hij voor een bezinnende retraite naar Achel was gekomen, was de man meer in de omgeving op pad dan dat hij aan het kloosterleven deelnam. Pater van Lent: “Deze heer, die immer op stap was, is toen reeds door sommigen als spion beschouwd.”
Wie die geheimzinnige reserve-Hauptmannn was en wanneer hij in de Kluis verbleef? Die vragen kan de historicus van Lent niet meer beantwoorden. Daarvoor zou hij de gasten- en rekeningregisters moeten raadplegen. Maar die overleefden de oorlog niet. En wat er rest van het tot de verbeelding sprekende spionageverhaal? Helaas geen bewijzen. Enkel vermoedens. Maar voor die laatste brengt de pater-onderzoeker zelf ook (heel wat) begrip op:' Dat die stafkaarten van 1912 in betrekking zijn gebracht met de oorlog, die uitbrak in 1914, is niet zo gek als ’t misschien sommigen toeschijnt; want reeds in de jaren vóór 1914 moet de oorzaak van die volkerenstrijd gezocht worden.”
Een volkerenstrijd als de Grote Oorlog valt inderdaad niet 1-2-3 uit de lucht.
Jef Vanbussel