Naarmate de oorlog vorderde en in verhouding tot de druk op de grens werd het bewakingssysteem steeds meer geperfectioneerd, bijvoorbeeld met alarmbellen (zie foto onder). Die maakten herrie als de draad werd aangeraakt. Ook het wacht ,kloppen evolueerde. Aanvankelijk moesten de wachters ‘nach drei Nummern stehen’, per etmaal 8 uur wacht kloppen in 4 beurten van twee uur.
Door de te hoge werkdruk werd dat versoepeld tot ‘nach vier Nummern stehen’. Iedere individuele wacht moest vanaf dan per etmaal ‘maar’ zes uur wacht meer kloppen, 25 % minder. Maar die versoepeling kostte dan weer 25 % meer manschappen! Die moesten op hun beurt dan weer ergens vandaan gehaald worden!
"Op het eerste gezicht, een aardig dienstrooster", zo meldt iemand van bataljon Erfurt , “6 uur dienst en 18 uur rust. Maar van nabij bekeken, was het toch allemaal zo simpel niet.” (zie schema onderaan)
In een strak regime patrouilleerden de wachten alleen per ‘Einzelwache’ of per twee in ‘Doppelwache’, met een tussenruimte van 200 tot 300 meter overdag , ’s nachts met eentje van 100 tot 200 meter. Daarbij moest niet alleen in de lengte, maar ook in de diepte , tot 500 meter landinwaarts, worden bewaakt. Wie zich zonder ‘Ausweis’ (paspoort/ toelatingsbewijs) in de 500-meterzone bevond, moest worden aangehouden. Wie binnen de 30-meterzone werd betrapt, mocht worden neergeschoten. Als iemand van Nederland weer België in probeerde te raken, mochten de wachters enkel richting Nederland schieten, als ze van daar werden aangevallen. “Werd een smokkelaar bij zijn poging door de draad te dringen betrapt, dan liet hij zijn werktuigen achter en vluchtte in de richting van Nederland, wel wetend, dat de wachters enkel in die richting mochten schieten, als ze effectief vanuit die richting werden aangevallen.”
Ook andere omstandigheden wogen op de wachten: “De aanlooproutes van de blokhut naar de post namen (…) vaak een half uur in beslag. Je moest bij weer en wind, storm en regen, sneeuw en vrieskou, in de stikdonkere nacht zonder één enkele schuilmogelijkheid wacht kloppen. Je mocht geen licht maken. En de leeftijd van de meeste Landsturmsoldaten, die met hun 40 tot 50 jaar niet allemaal meer over een goede gezondheid beschikten, speelde parten.” Eén auteur noteert, dat “de wachtdienst behoorlijk op je gezondheid woog, als je niet in de beste conditie was.”
Aan de grens waren bewakingsopdrachten steeds Dauerwachen. In principe bleven de soldaten tien tot veertien dagen op post: “Om de nadelige gevolgen van de Dauerwachen voor te blijven werd om de veertien dagen van wacht gewisseld, werden de soldaten naar elders overgeplaatst en kregen ze een andere taak.” Maar bij een ander bataljon staat een dubbel lange aflossingstermijn: “De wachtposten werden binnen iedere compagnie om de maand gewisseld.” Die aflossingen werden op de eerste plaats doorgevoerd om de eentonigheid van het wacht lopen op steeds dezelfde plek te doorbreken . Tegelijk was dat aflossen van de wacht een middel tegen corruptie: “Ook omkoperij speelde zo zijn rol. Honderden tot duizenden franken werden aan de posten geboden om mensen toch maar naar de overkant te kunnen smokkelen. “
Jef Vanbussel
Nog een hulpmiddel bij het bewaken van de Dodendraad: de fiets!
( Foto’s: Wolfgang Förster: Krieg an vergangenen Fronten + In Flanders Fields Ieper, IFFFA244)