Vandaag werd
de Limburgse vlaai officieel erkend als streekproduct. De ministers van landbouw van België en Nederland namen vandaag immers het
certificaat waarmee de Europese Commissie de Limburgse vlaai als Beschermde Geografische Aanduiding (BGA) erkent, in ontvangst.
Doorheen de jaren baande de Limburgse vlaai zich een weg van kermissen naar huiskamers. In 1878 beschrijft de Nederlandse auteur Jacobus Craandijk
"een Limburgsche eigenaardigheid" die "
vlaai" wordt genoemd.
Zodra de Limburgse bakkerijen in de loop van de twintigste eeuw vlaaien begonnen te maken, werd het een
zondagsgebak. Volgens het Agentschap Landbouw en Visserij bakt de gemiddelde Limburgse bakker intussen dagelijks acht soorten vlaaien, in het weekend zijn er dat ongeveer veertien. In totaal bestaan er meer dan twintig soorten Limburgse vlaaien.
Wat maakt een taart nu tot een echte Limburgse vlaai?
Een vlaai heeft een gebakken gistdeegbodem van maximaal 1 centimeter en een vulling van fruit, rijstpap, crème, griesmeelpap, verse kaas, een mengsel van suiker met ei of een combinatie daarvan. Een oude spreuk is "dun van leer, dik van smeer", dus de vulling mag gul zijn. De vulling en de afwerking van de vlaai worden steeds meegebakken: elke bijkomende versiering is uit den boze. Ook het gewicht van de vlaai ligt vast. De kleinste versie, met een diameter van 10 centimeter, weegt minimaal 140 gram en de grootste, met een diameter van 30 centimeter, weegt minstens 1,4 kilogram. Een echte Limburgse vlaai wordt dagvers (tot 24 uur na het bakken) verkocht en mag niet diepgevroren worden!