Weinig dingen hebben meer indruk op me gemaakt dan het herhaaldelijk afscheid moeten nemen van dingen, dieren en personen. Afscheid kan vreselijk pijn doen. Tranen met tuiten heb ik gehuild, toen mijn vader, die in een of andere wei aan het werk geweest was, terug thuis kwam terwijl hij de kruiwagen voor zich uit duwde. Daarin: Rabbi, ons huishondje van een niet te achterhalen ras. Pa had het beestje zo genoemd omdat de pastoor het in de zondagsmis van op de kansel herhaaldelijk gehad had over volgelingen die Jezus aanspraken met “Rabbi”. Mijn vrome moeder was het niet helemaal eens met die ketterse naamgeving, herinner ik me.
Het was een reu en hij was de personificatie van trouw en gehoorzaamheid. Bij de achtervolging van een konijn was hij de zandweg over gerend. Daar kwam nooit een auto. Ja, drie keer per week de bakker die met zijn bestelauto brood aan huis kwam leveren bij de verspreide boerderijen. En het was één van die drie dagen. Rabbi had het niet overleefd.
Hoe heftig kun je emotioneel door elkaar geschud worden bij een verhuis! Bij die laatste blik op dat gebouw in de achteruitkijkspiegel van je auto terwijl je nog wat spullen op je aanhangwagen naar je volgende woning brengt?
De Franse schrijver Edmond Haraucourt wist het al in het begin van de vorige eeuw:
“Partir, c’est mourir un peu” (vertrekken is een beetje sterven).
Die emoties bereiken een absoluut hoogtepunt als je vaarwel moet zeggen tegen een persoon die je kende. Nog maar pas woonde ik de afscheidsdienst bij van de moeder van een vriend en een goede week later van de vrouw van een andere. Véél te jong was ze. Hoe messcherp kan het verdriet dan door je ziel snijden. Hoe leeg klinken dan de in doffe wanhoop uitgesproken woorden.
Minstens even erg is het om te moeten wachten op een afscheid dat er onvermijdelijk staat aan te komen. Het vertrek naar een bejaardenflat bijvoorbeeld, met achterlating van al datgene wat het grootste deel van je leven je warme biotoop was.
Het was al in de achttiende eeuw dat Johann Wolfgang von Goethe schreef:
“…Er wußte daß ein vollzogener Abschied leichter zu ertragen ist als einer der noch bevorsteht” (Hij wist dat een genomen afscheid gemakkelijker te verdragen is dan een scheiding die nog moet komen).
Er stonden weer hartverscheurend huilende kleuters en snotterende ouders bij de schoolpoorten gisteren. Die kinderen beginnen aan een onoverzichtelijk lange studiecarrière. En hun ouders weten dat. Ze voelen het. En ze grijpen naar hun zakdoek.
Moge de periode tot hun volgende grote afscheid vredevol en vrolijk zijn.
Chel DRIESEN