Afgelopen week was ik in Lissabon. Ik vind het leuk om alleen in een stad rond te dolen en daarbij af te wijken van de platgetreden paden. Ik stel mezelf wel een doel, zodat ik de belangrijkste dingen wel gezien heb, maar de weg ernaar toe laat ik aan het toeval over. Op een kruispunt kijk ik naar links en naar rechts en kies dan de straat die me het leukst lijkt. Dat hoeft niet de mooiste straat te zijn, maar kan ook een vuil straatje zijn dat je eigenlijk beter links zou laten liggen, ook al ligt het rechts.
Zo zie je hoe gewone en vaak minderbedeelde mensen leven in zo’n grootstad, vaak slechts op een paar honderd meter van een bekakt, excentriek luxehotel. Zo vind je het iglotentje waar die bedelaar van de drukke winkelstraat in woont, met overigens een prachtig panorama over de stad. Zo zie je hoe mensen hier veel meer op straat leven. Zo leer je de echte Alfama-wijk kennen en niet enkel die paar straten waar hordes - doorgaans zwaarlijvige - toeristen zich laten doorrijden in een tuktuk-autootje…
Uiteindelijk kom ik ook wel uit bij de toeristische highlights van de stad en ik laat de drukte over me heen komen, eventjes toch. Ik wandel door de winkelstraat Avenida da liberdade, bewonder de befaamde lift van Eifel en probeer mijn weg te vinden in Bairro Alto zonder al te veel op de kaart te kijken.
Ondertussen word ik in de gaten gehouden. Dat ik hier alleen rondwandel, wordt opgemerkt. Ik voel ogen op mijn rug. Voetstappen die de mijne volgen… Of ik geen hash, marihuana of cocaïne wil hebben? Blijkbaar zie ik eruit alsof ik iets nodig heb, want ik word op een dag wel tien keer aangesproken over mijn drugsbehoefte, die overigens nihil is. Toch lijk ik een prooi te zijn voor die man – altijd een man – die als een aasgier op de hoek van de straat heeft staan wachten. Hij duikt op me af en fluistert in mijn oor: “Hash, cocaine…”. Op klaarlichte dag, bij avondschemer, meestal op drukke punten: drugs kunnen blijkbaar altijd. Ik ken het ondertussen al van in andere steden en weet hoe ik ze snel weer kwijt ben: geen oogcontact maken, gewoon nee knikken en doorlopen. Vaak ben ik ze zelfs voor:
“drr…?”
“No thanks. Bye!”
Zie ik er toch zo behoeftig uit? Raar!
Jan Verheyen