Het massaal aanplanten van
naaldbomen (productiebossen) ten behoeve van de mijnen, die dan ook nog eens te maken kregen met de depositie van zwavel en stikstof, leidde tot
arme en verzuurde zandgronden in onze bossen. Deze gronden zijn niet meer in staat om voldoende vocht en voedingstoffen vast te houden. Dat maakt het bos kwetsbaar, meldt BosLAB.
Onderzoek laat nu zien dat een herstelmaatregel, nl. het aanplanten van
rijkstrooiselsoorten (bijvoorbeeld linde, boskers en esdoorn), het verschil kan maken. Daar waar rijkstrooiselsoorten de afgelopen decennia zijn aangeplant, is er een minder dikke strooisellaag en
meer organisch materiaal ingemengd in de bodem. Dat maakt een betere vochtvoorziening en een adequate opslag van voedingsstoffen mogelijk.
Bodemleven speelt een cruciale rol in deze afbraakprocessen. Jammer genoeg hebben we weinig kennis van de toestand van de bodembiodiversiteit op dit moment.
Postdoc onderzoeker Ellen Desie (Bio-ingenieur, KULeuven-Campus Geel), onderzoekt samen met een aantal laatstejaarsstudenten hoeveel het rijkstrooisel de bodemchemie verbetert, in welke mate het bodemleven hiervan profiteert en of het bodemleven het positieve effect van rijkstrooisel kan versterken. Dit doen ze o.a. door de bodemsituatie te vergelijken van een monotoon dennenbos met een rijkstrooisel bos
in het Hobos in Pelt.
Het doel is om inzichten te krijgen waarmee de maatregel nog verder verfijnd kan worden.
Tijdens het veldonderzoek in het Hobos schepten Ellen en de studenten profielen uit de bodem van bosvakken met verschillende bomen en met monotone bomen. Omdat de omstandigheden verder vergelijkbaar zijn, wordt verwacht dat de invloed van de verschillende boomsoorten goed kan worden aangetoond.
Het eerste wat opvalt is de dikte van de strooisellaag. Onder rijkstrooisel bomen ligt slechts een dunne laag terwijl elders een dikke laag strooisel te vinden is. Dit laat zien dat het strooisel van de rijkstrooiselsoorten makkelijker en sneller wordt afgebroken. Bodemdieren lusten het rijkstrooisel graag, omdat er weinig moeilijk afbreekbare koolstofketens in zitten. Ook zit er veel stikstof en andere voedingsstoffen als calcium, magnesium en kalium in het blad. Wormen hebben calcium en magnesium nodig om te overleven. Zij brengen het afgebroken strooisel daarbij dieper de grond in.
Ook van de bodem, strooisellaag en wormen werden monsters mee genomen voor verder onderzoek.
Hoewel er dus nog veel uitgezocht moet worden over de effecten van rijkstrooiselsoorten, is het zaak om niet op de resultaten te wachten. Bosbeheerders kunnen nu al beginnen en zijn op diverse plaatsen ook al gestart met de aanplant van rijkstrooiselsoorten.
Naast het verbeteren van de bodemkwaliteit, hebben rijkstrooiselsoorten namelijk nog meer voordelen. Ze zijn bijvoorbeeld ook goed voor klimaatmitigatie: onder rijkstrooiselsoorten wordt koolstof dieper en stabieler in de grond opgeslagen dan bij arme soorten. Bij brand of bodemverstoring komt daarom minder CO2 vrij.
(Bron: BosLAB)