De bladzijde van de grote zomervakantie is omgedraaid en de kinderen zitten terug op de schoolbanken. Het deed mij al mijmerend terugkijken in de tijd toen ik precies 70 jaar geleden als 6-jarige aan het eerste studiejaar begon in de jongensschool van Beverlo, het dorp waar ik geboren werd en opgroeide. In die lagere schooltijd viel het ons als snotapen niet op dat de jongensschool aan de ene kant van het dorp lag en de meisjesschool helemaal aan de andere kant. Beverlo was een gespleten dorp, in tweeën gesneden zodat jongens en meisjes mekaar toch maar niet zouden ontmoeten. Onze hormonen waren destijds blijkbaar nog niet in werking en pas vele jaren later ontdekten we dat er meisjes bestonden. We gingen in groep apart naar de kerk om te biechten en naar de bibliotheek. Het beterde er niet op vanaf ons twaalfde want we gingen voetballen, zonder meisjes, naar de wielerkoers kijken, zonder meisjes, zaten in het technisch onderwijs, zonder meisjes, en vervulden een jaar lang onze legerdienst, zonder meisjes. Bovendien had ik geen zussen en kwamen er thuis ook geen vriendinnetjes over de vloer. Pas daarna begon er een ontdekkingstocht die zijn weerga niet kende. We moesten veel meisjesschade inhalen omdat het systeem ons 20 jaar lang gedwarsboomd had. We wisten niets en gingen met opstaan en veel vallen op zoek naar de vertegenwoordigers van het vrouwelijk geslacht. In die laatste tienerjaren mochten we sporadisch al eens naar het bal in Zaal Stella maar als er een slow werd gespeeld, wat meer uitnodigend was om te dansen dan een boogie, wisten we nooit precies wat we moesten aanvangen als er al eens een meisje in onze armen verdwaalde. Ik weet nu nog altijd niet hoe ik het destijds enkele keren heb klaargespeeld om een lief te vinden. Een lief was een groot woord want soms was het niet meer dan één dansje en één kusje en kon je tevreden naar huis. Dat was allemaal heel onschuldig maar het gaf ons ontegensprekelijk een machogevoel. Dat machogedoe ben ik allang kwijt maar al die fijne herinneringen vergeet ik nooit.
(Martin Vanierschot)