We wandelden onder een aangename herfstzon richting supermarkt. Een honderdtal meter voor de winkel passeerden we een mevrouw die plots met haar wijsvinger tegen haar slaap tikte, haar wijsvinger snel omhoog hield en daarna ook haar hoofd lichtjes de lucht in stak. Het gekende teken van ‘Ik ben iets vergeten’. Hierna maakte ze meteen rechtsomkeer en stapte terug richting supermarkt.
“Dat ken ik”, zeg ik tegen mijn vrouw. “Ze is iets vergeten. Ik vergeet ook altijd iets in de winkel. Als ik al niet vergeet om het op een briefje te schrijven.”
Maar het is een serieuze kwaal, dat vergeetachtig zijn. Soms vergeet ik wat ik ergens kom doen. Dan ga ik thuis naar boven en daar weet ik het plots niet meer. Wat kwam ik daar doen of halen? Op het werk is het gelukkig zo erg nog niet, dat ik daar aankom en niet weet wat ik er kom doen.
Of ik vergeet waar voorwerpen liggen. Zoals mijn bril. Het zijn ooit legendarische zoektochten.
Maar dat uitbeelden, zoals de mevrouw deed, daar ben ik voorstander van. Het heeft het voordeel van de duidelijkheid. Het zou anders een raar zicht zijn, zomaar in het midden van de straat omdraaien. We zouden niet geweten hebben waarom ze dat deed.
Zo ben ik begonnen met het thuis ook toe te passen. Het vergt nog enige oefening voor de huisgenoten, maar we komen er wel. Mijn eerste uitvoering of probeersel was niet meteen een succes. Het eten was klaar en ik maakte van mijn hand een vuist en bracht die een paar keer naar mijn mond. Het universele gebaar van ‘We kunnen eten’. Het moet zijn dat ik het nog niet onder de knie had, want onze jongste keek me verbaasd aan en zei: “Nu is hij zijn verstand ook ergens vergeten.”
Rudi Lavreysen