Nederland heeft net een erg teleurstellende wedstrijd tegen Ecuador met een draw afgesloten. Niks om vrolijk over te worden. Achteloos blader ik door een weekblad. Mijn oog valt op een artikel over versprekingen. Een lapsus kan erg komisch zijn. Soms ook pijnlijk.
Zeg nu niet dat jullie dat nog nooit aan de hand gehad hebben, zo’n verspreking waar je achteraf rode kaken van kreeg. Onlangs nog hoorde ik een kennis zo een blunder begaan. Hij stond op het punt een voetbalwedstrijd te spelen tegen een alom gevreesde andere caféploeg. “Pak je borst maar vast”, zei hij tot zijn maat toen de scheidsrechter de match op gang floot. En het heeft geholpen. Zijn team heeft gewonnen.
Versprekingen! Ze zijn schering en afslag. En sommige zijn echt wel grappig. Die steken er met kop en schotel bovenuit. ‘De bodybuilder had na jarenlange zware trainingen forse stierballen ontwikkeld’, bijvoorbeeld. En wat te denken van de hinkende dame die haar huisarts meedeelde dat ze dacht een ‘gespierde scheur’ te hebben na een struikelpartij bij het joggen.
Of nog zo iets: misverstanden! Nog maar een paar dagen geleden heb ik een vriend, een onderwijzer die – jammer voor hem – nooit Latijn of Grieks gehad heeft – uitgelegd dat het woord ‘hippodroom’ echt niet synoniem is met ‘nachtmerrie’. En ergens, misschien wel op de radio, heb ik gehoord dat iemands zus na de geboorte van haar eerste baby al maandenlang aan postnatale agressie leed.
Tja, ik kan het niet helpen. Ik vind dat best grappig. Honni soit qui mal y pense… Wat ik niet grappig vind is het volgende. Het is nog maar 25 november, Sinterklaas moet zijn paard nog roskammen en optuigen, het rendier van de kerstman is nog niet eens gevangen en toch lijkt heel de buurt al bezig met het her en der ophangen van kakelbonte kerstlampjes, het soms vloekend monteren van plastieken takken op even plastieken kerstboomstammen, het kopen van – op zwarte vrijdag is immers alles goedkoper – nutteloze geschenken voor de kleinkinderen en het voortdurend verjagen van manlief die vruchteloos probeert ergens rustig zijn krant te lezen. Wat is dit voor een waanzin! Het is nog meer dan een maand! Mijn vader zeulde een week voor Kerstmis een echte kerstboom de ‘goei kamer’ in. God weet waar hij die vandaan gehaald had. Ons moe toverde dan ergens een kartonnen doos uit tevoorschijn en voor je goed wist wat er gebeurde stond er in de hoek, tussen het dressoir en een sofa, een prachtige kerstboom vol ballen, gouden en zilveren slingers, ‘engelenhaar’ en vuurpijlen. Ik meen dat er in het kleine kamertje ernaast altijd een volle emmer met water klaar stond voor noodgevallen, want vuurpijlen en engelenhaar vormden qua brandbeveiliging geen ideale combinatie. Het kindje Jezus mag weten hoeveel kerstbomen en aanpalend meubilair er toen in de fik gegaan zijn. En met Driekoningen werd de boel weer afgebroken en keurig opgeborgen.
Is het al tien voor twaalf? Verdomme! Wat is het weer vroeg laat!
Chel DRIESEN