In 2023-2024 besteedde 60% van de personen van 15 jaar en ouder in het Vlaamse Gewest minder dan 150 minuten per week in hun vrije tijd aan lichaamsbeweging. Zij kunnen worden beschouwd als personen met onvoldoende gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging. In 2018 lag het aandeel personen met onvoldoende lichaamsbeweging iets hoger (63%)..
Meer vrouwen dan mannen besteedden in 2023-2024 minder dan 150 minuten per week aan gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in hun vrije tijd.
In de jongste leeftijdsgroep (18-24 jaar) lag het percentage met onvoldoende lichaamsbeweging in de vrije tijd het laagst (44%). Vanaf de leeftijd van 35 jaar, met uitzondering van de 55- tot 64-jarigen, haalde ongeveer 60% het minimum van 150 minuten lichaamsbeweging per week niet. Bij de oudste groep (75 jaar en ouder) liep dat op tot 80%.
Hoger opgeleiden besteedden in 2023-2024 meer tijd aan gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in hun vrije tijd dan de andere opleidingsgroepen.
In het Vlaamse Gewest waren er in 2023-2024 minder personen van 15 jaar en ouder met onvoldoende lichaamsbeweging in hun vrije tijd dan in de andere gewesten.