Op Aswoensdag begint de veertigdagentijd. In dit jubeljaar vat de katholieke gemeenschap die voorbereidingstijd op weg naar Pasen aan op woensdag 5 maart.
In de eucharistie- of boeteviering van Aswoensdag tekent de priester een askruisje op het voorhoofd van de gelovigen. As is een bijbels symbool van menselijke onvolmaaktheid en sterfelijkheid. Tegelijk is ze een teken van nieuw leven. Het afbranden van de stoppels op de akkers maakte de grond opnieuw vruchtbaar. De as is gemaakt van de gezegende palmtakken van Palmzondag van het jaar ervoor, die vóór de aswoensdagviering verbrand werden.
Dit jaar, dat in de katholieke Kerk een jubeljaar is, in het teken van de hoop, krijgt de veertigdagentijd nog een bijzondere dimensie. Een jubeljaar is immers ook een jaar van vreugde, een jaar van bevrijding, van verzoening en kwijtschelding van schulden. Als “Pelgrims van Hoop” zijn we voortdurend onderweg, is ons leven nooit af. Steeds is bekering en verzoening nodig, met God, met zichzelf en met elkaar. Het Bijbelse vasten is dan ook volledig gericht op het bereiken van een diepere gemeenschap met God en van daaruit met de medemens. Het ouderwetse woord 'versterving' drukt dat haarfijn uit: lasten en genoegens, materieel en spiritueel, proberen los te laten, om open te kunnen staan voor het meer fundamentele.
Christenen geloven dat met de dood niet het laatste woord is gezegd. Zij geloven in de verrijzenis, het eeuwige leven. Aan het einde van de veertigdagentijd vieren ze dan ook Pasen. (TB)