In het kader van
30 jaar mijnsluiting brengt Martin Vanierschot de komende vier zaterdagen een portret van een ex-mijnwerker. Vandaag mag André Faes de spits afbijten.
André Faes (64) ging als ondergronds mijnwerker met pensioen in 1989, het jaar dat de mijn van Beringen definitief sloot. Als we samen terugkijken op zijn loopbaan dan valt die typische mijnwerkersmentaliteit op. De volgende uitspraak van André bewijst dat: “We waren allemaal kameraden. Dat moest wel omdat we in geval van nood mekaar moesten helpen. Als het moest zou ik zeker terug gaan.”
Al lachend voegt hij er wel aan toe :”Maar ik zou minder hard werken.” Zijn werk in de mijn heeft ook sporen nagelaten. Hij verloor zijn linker pink en hij heeft wat problemen met het gehoor. Dat belet André Faes niet om enthousiast zijn verhaal te vertellen als ondergronds mijnwerker.
“Dat verhaal begint als ik in de mijnschool les begin te volgen”, gaat André van start, “er kwam wel een onderbreking van 2 jaar omdat ik op leercontract ging om een opleiding als beenhouwer te volgen. Toch ben ik teruggekeerd naar de mijn van Beringen. Ik tekende voor 5 jaar want dat was de voorwaarde om geen legerdienst te moeten doen. Tot 18 jaar daalden we 3 dagen per week af. De overige 2 dagen werden we opgeleid in de bovengrondse betonnen pijler die naast de mijnschool was gebouwd.” Als het over het echte werk gaat dan komen de typisch woorden uit het werken in de mijn naar boven. “Ik ben begonnen als maneuver aan het bossement”, vertelt André,” dat is aan het steenfront. We moesten zogenaamde nawerken doen om de gangen te maken en te verstevigen. Later heb ik een opleiding gevolgd om schietmeester te worden. Dat schieten waren gecontroleerde explosies om de steenlagen te verwijderen en de kolenlagen te kunnen bereiken. Het waren voorbereidende werken om pijlers te bouwen. Dat was gevaarlijk werk want eerst moesten er gasmetingen uitgevoerd worden. Er mocht geen mijngas aanwezig zijn want dat zorgt voor dodelijke ontploffingen. Overal ter wereld zijn de meeste mijnrampen te wijten aan gasontploffingen. Schietmeester zijn was niet altijd gezond want er kwam veel stof vrij. Mijn gehoor is er ook door beschadigd.”
André Faes verloor zijn linker pink in 1977 toen een vallend zwaar stuk metaal zijn pink verpletterde. “Ik was 6 maanden werkonbekwaam”, aldus André, “gelukkig heb ik geen andere ernstige kwetsuren gehad. Ik ben wel getuige geweest van diverse kleine en grote ongevallen want dat was dagelijkse kost in de ondergrond.“
Ook achter de cafétoog.
“Ik werkte meestal in de morgenpost maar ik deed liever de middagpost”, aldus André , “dan waren er geen bazen en ingenieurs aanwezig. Daar mocht je niet van profiteren want je moest wel je werk correct doen, dan waren er geen problemen. In september 1989 stopte mijn leven als mijnwerker. Ik was toen met een armbreuk buiten strijd en heb zo de laatste dagen voor de sluiting niet meer meegemaakt. In oktober sloot de mijn. Mijn ondergrondse loopbaan telde 18 jaar maar daar werden nog die 2 jaar opleiding als beenhouwerij bijgeteld. Door allerlei afvloeiings- en ontslagregelingen die door de sluiting van kracht werden kon ik meteen met pensioen. ”
In zijn woning herinnert een klein kunststukje (zie foto) aan zijn mijnwerkersleven maar er was nog een ander leven naast het mijnwerkersbestaan. André is een telg van Jef en Margriet Faes-Vranckx die tussen 1962 en 1977 café Gere Bij in de Zuidstraat in Beverlo hebben uitgebaat. Vanaf 1980 stond André met echtgenote Flora 8 jaar lang zelf achter de toog van het bekende volkscafé. Vandaag is André al 15 jaar verantwoordelijk voor de verhuur van het parochiaal centrum en bivak Jommekeshuis in Beverlo. Dat is het heden. Mijnwerkersherinneringen zijn het verleden.
(tekst & foto Martin Vanierschot)