Op
be-MINE wordt nog volop gewerkt aan de verfraaiing van de omgeving. Zo is het pad tussen het Waterkasteel en het voormalig hoofdkantoor bijna klaar. Ook de omgeving van Velotril en de ingang van het toekomstige belevingscentrum moet nog aangelegd worden. Hierbij wordt gekeken naar de historische achtergrond en de unieke planten die er nu te vinden zijn. Voor deze groenaanleg werden
unieke zaden geoogst.
Even wat achtergrond: De ondergrond op de site van be-MINE is vrij uniek in Vlaanderen. Het is een combinatie van bouwpuin, de oorspronkelijk zand- en kleibodems en de resten van mijnpuin. De ondergrond is door het industriële verleden ook meermaals geroerd geweest wat maakt dat er van de oorspronkelijke bodem op de site niets meer overblijft. Dat de diepe ondergrond op de site steenkool bevat is bekend, maar ook de oppervlakkige bodem is door het industriële mijnverleden volledig verstoord. Samen met de ontginning ontstond er een restfractie, een stenig materiaal uit de diepe ondergrond dat geen steenkool bevat. Dit stenig materiaal is op de mijnterrils en het omliggende gebied terecht gekomen.
De grote hoeveelheid aan stenige materiaal in de bodem zorgt voor een unieke plantengroei op de site. De groeiomstandigheden zijn hard. Er zitten weinig voedingstoffen in de ondergrond, de bodem droogt makkelijk uit, door de helling en zwarte kleur warmt de bodem snel op waardoor de beplanting in de zomer kan verschroeien.
Op de site van be-MINE hebben doorheen de tijd heel wat waardevolle vegetatietypen zich spontaan weten te vestigen. Een mooi voorbeeld zijn de bloemrijke mijnterrils maar ook tussen de gebouwen zelf zijn er mooi ontwikkelde vegetaties ontstaan. Door de uitzonderlijke bodemkenmerken zijn dit sterke planten die tegen extreme milieuomstandigheden bestand zijn.
Bij de omgevingsaanleg op de site van be-MINE waren er 2 opties:
Ofwel de bodemomstandigheden aan te passen aan de klassieke beplanting. Het is mogelijk om de volledige bodem uit te graven en te vervangen door vruchtbare teelaarde. Dit is echter een kostelijk operatie, die ook heel wat transport met zich meebrengt. Daarnaast zal de beplanting op deze vruchtbare teelaarde sterk afwijken van de natuurlijke beplanting in de omgeving.
De tweede optie is veel beter: de beplanting aan te passen aan de bodemomstandigheden. Men maakt bij de groenaanleg gebruikt van de planten die in de nabije omgeving op spontane wijze zijn ontwikkeld. De ondergrond die ter plaatse aanwezig is wordt losgemaakt en gemengd zodat wortelgroei en infiltratie van regen mogelijk wordt.
Op be-MINE wordt nu resoluut de keuze genomen voor de 2e optie. Dit is veruit de meest duurzame optie.
Eerst worden bomen en struiken aangeplant. De keuze wordt afgestemd op de soorten die zich reeds op spontane wijze op de site hebben gevestigd. De overige zones worden ingezaaid met zaden van bloemen die op de mijnsite aanwezig zijn. Deze zaden zijn ter plaatse op verschillende tijdstippen
geoogst zodat doorheen het groeiseizoen telkens wel enkele planten in bloei staan. De zaden zijn afkomstig van meerjarige bloemen op de site. Meerjarige bloemen hebben wat tijd nodig om zich te ontwikkelen: in het eerste jaar maken ze enkel een bladrozet, en pas vanaf het 2e jaar kunnen ze in bloei komen. Ieder jaar lopen de planten tijdens het voorjaar opnieuw uit vanuit het wortelstelsel. De grassen tussen deze bloemrijke vegetaties ontwikkelen zich spontaan. Er is dus wel wat geduld nodig om de gewenste vegetatie te ontwikkelen, maar na 2 à 3 jaar kan men genieten van een heuse bloemenpracht. Nadien krijgen de natuurlijke processen alle kansen om de groene ruimte in te nemen.
Dergelijke natuurlijke vegetaties vergen een aangepast beheer. Het beheer dat wordt toegepast is om 1 maal in het voorjaar de vegetatie af te maaien. Het is belangrijk om te maaien en nadien het maaisel af te voeren. Op die manier worden de planten niet verstikt onder hun eigen maaisel, wordt de bodem verarmd en krijgen de planten alle kansen om in het voorjaar terug uit te lopen. Wandelaars kunnen op werfdoeken ook info vinden over dit project.