Op dinsdag 22 november organiseerden stad Beringen, OCMW Beringen en Samenlevingsopbouw RIMO Limburg een
studiedag in zaal de Kardijk in Beringen. De meer dan 100 aanwezigen kregen de bevindingen voorgesteld van een onderzoek door RIMO Limburg uitgevoerd in opdracht van de stad Beringen.
Professor emeritus sociologie Jan Vranken van de Universiteit Antwerpen werd gevraagd kritisch te reflecteren op het onderzoek. Na een heldere algemene kijk op het gegeven ‘armoede’ benadrukte de professor het belang van aandacht voor kinderen in een (kans)arm gezin. De achterstand die deze kinderen opbouwen gedurende hun eerste levensjaren, wordt nadien nog maar moeilijk ingehaald en heeft blijvende maatschappelijke gevolgen, eveneens financiële kosten.
Vervolgens presenteerde
onderzoekster Katleen Caymax van RIMO Limburg haar beleidsaanbevelingen en de methodiek om met de meest kwetsbare en kansarme doelgroepen aan de slag te gaan.
Voor
schepen Thomas Vints is het afgeleverde werkstuk een duidelijke leidraad om armoede - en in bijzonder kinderarmoede - aan te pakken. Een aantal aanbevelingen kennen ondertussen al een concrete invulling: zo gaat het OCMW vanaf 1 januari 2017 een samenwerking aan met Dyzo, een organisatie die zelfstandigen in moeilijkheden mee ondersteunt en begeleidt. De stad is volop aan het onderzoeken hoe de KIA-cheques automatisch toegekend kunnen worden aan alle kinderen tussen 2,5 en 18 jaar.
Tenslotte is het rapport ook duidelijk dat het lokale bestuursniveau best de regierol in de strijd tegen (kinder)armoede voor haar rekening neemt. Schepen Thomas Vints vertaalt dit als volgt: ‘"De stad is het best geplaatst het armoedebeleid te regisseren in partnerschap en dat op basis van lokale en bovenlokale netwerking, het OCMW Beringen zet verder in op outreachend en aanklampend werken". Het belang
outreachend werken werd onderstreept door Lien Hendrix, diensthoofd sociale dienst OCMW Beringen: het is een werkmethode waarbij actief wordt ingezet op het leggen van contacten met de doelgroep, niet vanuit de eigen werklocatie (bureelruimte), maar wel via gerichte huisbezoeken. Deze manier van werken is nieuw maar kwam als
rode draad uit het onderzoek naar voren. Ze vergt een aanpassing en een investering van de organisatie en haar medewerkers. Maar dat deze investering loont, blijkt uit de eerste zichtbare resultaten en ervaringen met deze meest kansarme doelgroep.
Professor emeritus Jan Vranken feliciteerde in zijn nabeschouwing de initiatiefnemers van dit onderzoek. Hij loofde de volledigheid en de professionaliteit van het onderzoek en de manier waarop het lokale bestuur het thema met beide handen vastpakt. In zijn besluit noemde prof. emeritus Vranken dit onderzoek en de geleverde inspanningen ‘een initiatief dat als goede en zelfs beste praktijk (‘best practice’) mag worden uitgerold naar de rest van Vlaanderen’. Hij prees de manier waarop er in het onderzoek wordt gefocust op de noodzaak van een structureel en breed gedragen beleid rond armoedebestrijding.