Bij het
boomblauwtje (Celastrina Argiolus) zijn bij het mannetje de bovenkant van de vleugels
waterig lichtblauw met smalle zwarte randen, bij het vrouwtje zijn ze
lichtblauw met brede tot zeer brede randen.
De onderkant van de vleugels is zilvergrijs met kleine zwarte stippen.
De achtervleugel heeft geen oogvlekken en geen staartje.
De voorvleugellengte is ongeveer 14 mm.
Vliegtijd: vanaf eind maart in twee of drie overlappende generaties tot
begin oktober.
Habitat: struwelen in bossen, tuinen, parken en landbouwgebied.
Het meest komen ze voor bij struwelen in vochtige heidevelden.