We praten vandaag verder met Wieslaw Kowalczyk, Kazimierz Maj, Felix Ciolek en Norbert Ziembicki.
We blikken terug op hun kinder- en tienerjaren.
“Het was fantastisch om hier in de wijk op de groeien. De hele Poolse gemeenschap was één grote bende. We maakten zelf ons pleintje om rond te hangen en voetbal te spelen. Er zijn verschillende goede voetballers voortgekomen uit de wijk hier.
Op een bepaald moment is er een tweestrijd gekomen tussen de gemeenschap. Er ontstonden twee Poolse gemeenschappen met verschillende culturele achterrond, elk met een eigen clublokaal. Zo was er een groep ‘zogenaamde communisten’ en een groep ‘zogenaamde vrije Polen, de katholieken’. Dat heeft allemaal te maken met de geschiedenis van Polen en de rol van ons land tijdens de Tweede Wereldoorlog. We hebben dat als kind niet zo ervaren maar er waren wel degelijk twee groepen Polen. Maar ondanks die tweestrijd, kwamen we toch ook bij elkaar. De Poolse cultuur werd uiteindelijk hoog in het vaandel gedragen, bij iedereen. Die tweestrijd is eind jaren tachtig toen
Lech Wałęsa aan de macht kwam, voorbij gegaan. Polen was toen terug vrij.
“De familie Laeremans mogen we in ons verhaal zeker niet vergeten. Ze hadden als eerste een tv in de wijk en op woensdag gingen we daar allemaal naar nonkel Bob kijken. Dat was een Vlaamse familie die ons allemaal omarmde. Van racisme was er in die tijd minder sprake. Toch zag je aan dancings bordjes met ‘vreemdelingen niet toegelaten’ maar veel last hebben we eigenlijk niet gehad. Aan dancing Violet in Meldert was er bijvoorbeeld wel controle. Er waren toen wel vaker vechtpartijen, en bendes die de dancings terroriseerden. We gingen altijd in groep op stap en waren één team, last hebben we niet gehad”.
“Er zijn enkele Poolse tradities die we onderhouden zoals Kerstmis en paasmaandag waar de jongeren elkaar met water natmaken. In de kerk van Beringen-Mijn werden Poolse missen gehouden, nu nog trouwens op zondagnamiddag om 15u. De katholieke tradities worden nog in ere gehouden. Bij kerstavond wordt het brood gebroken door de oudste van de familie en wordt iedereen geluk gewenst. Onze kinderen hebben ondertussen de Poolse cultuur veel minder in hun bloed. We spraken op de wijk ook Nederlands, thuis spraken we wel wat Pools maar met de broers en zussen onderling was het ook Nederlands. Onze ouders stelden: we zijn nu in België, dus we spreken Nederlands. Onze kinderen en kleinkinderen spreken geen Pools meer, sommigen verstaan het nog wel”.
“In de naoorlogse jaren was reizen naar Polen niet zo evident. In de jaren tachtig versoepelde alles en was reizen naar Polen gemakkelijker. Er kwamen toen meer uitwisselingen met onze dansgroepen of voetbalploegen. Hier waren we gewone arbeiders maar met onze dollars waren we daar wel rijk. Polen in de jaren tachtig was in onze ogen armoedig maar wij waren de koning te rijk. In de PKO winkels kon je alles kopen wat je hier ook vond, als je maar dollars had. De gewone Pool kon daar niet terecht”.
“We gingen bijvoorbeeld in 1985 met mannen van de mijn naar de wedstrijd Polen-België. Sommige van ons hebben zo ook hun familie teruggevonden. Nieuwe Polen kwamen dan zo weer hier in België terecht voor seizoensarbeid. Ondertussen in Polen zo hard veranderd, onherkenbaar zeg maar. Het is een Westers land geworden”. (Hans Put)