In deze
reeks over oud-mijnwerkers valt het mij op dat ze allemaal nog souvenirs in huis hebben die herinneren aan hun jarenlange werk in de mijn. Ten huize
Gust Vanlommel (89) is dat een beeldje van een kompel. Het afscheidscadeau dat hij ontving van zijn collega’s bij zijn pensionering. Een ander tastbaar aandenken is er niet. “Ik heb nog altijd spijt dat ik mijn eigen mijnlamp niet mee naar huis genomen heb”, zegt Gust hierover. Het zegt veel over de verknochtheid van de mijnwerker aan zijn beroep. Zelfs jaren na zijn op pensioenstelling praat Gust nog met veel passie en precisie over zijn loopbaan in de mijn van Beringen.
Gust Vanloomel was nog een manneke van 15 jaar toen hij in 1945 bovengronds als steenraper aan de slag ging in Beringen-Mijn.
“Een jaar later begon ik al in de ondergrond te werken”, vertelt Gust, “in de pijler werd ik machinist van de bakkenmoteur. In die bakken werden de kolen geschept. Door een trilsysteem vielen de kolen door die bakken op een riem . Zo kwamen ze terecht in de balans om dan in de berlengs (kolenwagens) te verdwijnen om naar de bovengrond gebracht te worden. Dat werk heb ik 2 jaar gedaan. Daarna werd ik maneuver bij de koolhouwers. De kolen die zij met de pikeur losmaakten moest ik als kolenschepper in de bakken scheppen. Dat werk heb ik ook 2 jaar gedaan. Daarna ben ik 5 jaar zelf kolenhouwer geweest. Dat was zwaar werk. Als 25-jarige heb ik een cursus gevolgd en kon ik perrion worden. Dat is een soort opzichter die het werk moest regelen. Ik werkte op de noord. Er waren ongeveer 30 kolenhouwers aan de slag. In de morgen- en middagpost werden er kolen gemaakt. Er werd na iedere post gemeten hoeveel meters kool er gemaakt waren. In de nachtpost werden in de pijlers de nodige onderhoudswerken uitgevoerd. Na 27 jaar ondergrond en één jaar bovengrond ben ik in 1973 met pensioen gegaan. Een paar maand later werd de duur van een ondergrondse mijnwerkersloopbaan teruggebracht tot 25 jaar. Daar heb ik dus niet meer van kunnen profiteren.” Lichamelijk leed heeft Gust niet overgehouden aan zijn werk in de mijn.
“Ik was wel bijna een duim kwijt”, is het enige wat hij hierover zegt.
Jong met pensioen
Toen Gust Vanlommel in 1973 met pensioen ging was hij 43 jaar en werd hij één van de vele mijnwerkers die op vrij jonge leeftijd niet meer naar de mijn moesten . Dat was een typisch fenomeen in de Limburgse mijnstreek. “Ik was toch nog wat jong om helemaal niets meer te doen”, vertelt Gust hierover, “ik ben dan maar 5 jaar bij een firma gaan werken die ondergronds elektrische kabels naast de weg legde. Daarna heb ik niet minder dan 13 jaar voor busbedrijf Corvers uit Paal naar Nederland gereden om mensen naar hun werk te brengen. Ik denk dat veel mensen mij daar nog wel van zullen kennen.
Toen was het welletjes en heb ik de deur van de bus definitief achter mij dicht geslagen en kon ik echt met pensioen op mijn 61ste. Ik had lang genoeg gewerkt.” Samen met echtgenote Irma Bellincx woont Gust in een gezellige woning in de Kapelstraat in Paal. Daar genieten ze al vele jaren van hun oude dag. Het gezin kreeg met André, Godelieve en Suzy drie kinderen. Of Gust met hen veel over de ‘put’ praat weet ik niet maar ik zag hem in ieder geval genieten toen ik in mijn notitieboekje neerschreef wat hij met zichtbaar plezier vertelde.
(tekst & foto Martin Vanierschot)