In 1988 hing
Hendrik Pluta (70) na 20 jaar ondergrondse arbeid in Beringen voor de laatste maal zijn mijnlamp aan het rek en ging op pensioen. “Door allerlei afvloeiingsmaatregelen die de sluiting van de mijn voorafgingen, kreeg ik 5 jaar cadeau van Thyl Gheyselinck”, zegt Hendrik, “een volledige loopbaan bedroeg immers 25 jaar.” Het grootste deel van zijn mijnwerkersleven werkte Hendrik Pluta in de schachten op 727. Oud-mijnwerkers zullen wel weten waar zich dat situeerde. Enkele jaren ging hij aan de slag in de ‘remise loco’, de garage waar de ondergronds rijdende locomotieven werden onderhouden. De herinnering aan zijn werk in de mijn wordt fraai geïllustreerd met een apart ingericht hoekje in zijn woonkamer waar een mijnlamp en het beeld van Sint-Barbara hun opvallende plaats hebben.
Hendrik Pluta was 19 jaar toen hij op 11 september 1968 de school achter zich liet en solliciteerde in de mijn van Beringen.
“De eerste 6 maanden bracht ik door in de schoolpijler 409”, vertelt Hendrik, “in die pijler moesten we kolen maken en stempels zetten. Na die opleiding kon ik als ‘ajjusteur’ , het mijnwoord voor paswerker, beginnen met het onderhoud van de schachten op 727. Ik volgde tegelijkertijd één dag per week les voor ‘perrion’ en met succes want ik behaalde dat diploma. Het werk in de schachten was gevarieerd maar zwaar want we werkten altijd met zwaar materieel. We zorgden dat de persluchtleidingen in orde waren en dat de sasdeuren perfect werkten. Dan had je specifieke machines die met kettingen en stopmechanieken de ‘berlengs’ of kolenwagentjes terug juist op de rails moesten zetten. Ik werkte altijd in de nachtpost want al die onderhouds- en herstellingswerken, zoals ook nog smeren en vet inpompen, dienden ’s nachts te gebeuren omdat de productie dan stil lag.” Dan kwam er na 9 jaar een onderbreking in zijn werk in de schachten en ging Hendrik 3 jaar in wisselende posten werken in de ‘remise-loco’.
Tweemaal aan de dood ontsnapt.
Daarna trok Hendrik terug naar 727 om er in de morgenpost het onderhoud te helpen organiseren. “Ik moest controles uitvoeren en op basis daarvan schema’s opmaken zodat de nodige herstellingen konden gedaan worden”, gaat Hendrik verder, “in 1980 startte een belangrijk project. Alle machines rond de schachten die op perslucht werkten, werden vervangen door machines met oliedruk. Daar was ik de laatste 8 jaar van mijn werk in de mijn mee bezig. Het werk in en rond de schachten vergde veel van je lichaam want je had te maken met grote temperatuurschommelingen en een hoge vochtigheid. Daar heb ik later wel wat last van gekregen. Ik ben ook tweemaal aan de dood ontsnapt. De eerste keer kwam ik gekneld te zitten aan de lift maar gelukkig konden de machines tijdig stil gelegd worden. De tweede keer kwam en er zwaar stuk materieel los van een trui (een takel), dat rakelings naast mij door vloog. Die paar centimeter waren het verschil tussen leven en dood.”
Door het systeem van het overbruggingspensioen kon Hendrik Pluta na 20 jaar zijn mijnwerkershelm aan de haak hangen. In zijn woonkamer staat een mooi beeld van Sint-Barbara (zie foto) dat hij in Polen, het land van herkomst van zijn ouders, liet maken. De mijnlamp ontbreekt niet. Er liggen enkele medailles, ook van zijn vader die eveneens ondergronds in de mijn werkte. Verder wordt de herinnering aan zijn mijnwerk levendig gehouden door een maandelijkse verbroedering met een 10-tal collega’s die in de remise –loco hebben gewerkt. Initiatiefnemer hiervan is Vic Hermans. Het geeft nogmaals aan dat de verbondenheid tussen de mijnwerkers voor altijd stand houdt.
(tekst & foto Martin Vanierschot)