In Hasselt in
Jean-Claude Moons overleden, één van de sterkmakers bi
j Beringen FC in de jaren zestig en zeventig.
We geven vandaag graag een interview mee van Eric Claes van
Facebookgroep Beeringen FC 522 en organisator van verschillende reüniewedstrijden in het Mijnstadion.
Herinner je je nog hoe je bij Beringen FC bent begonnen?
JCM : Als jonge gast waren wij altijd te vinden op en rond het voetbalveld. Wij speelden dan wat onder kameraden, maar we konden ons nog niet echt aansluiten omdat we te jong waren. In die tijd kon je pas beginnen voetballen vanaf de kadetten. Trainer Walkow, die de kadetten trainde, had ons bezig gezien en wou dat wij een wedstrijd speelden tegen zijn kadetten. Ondanks het feit dat die gasten 1 en 2 jaar ouder waren dan ons wonnen wij de wedstrijd.
EC : Jullie hadden dus blijkbaar een geweldige jeugdploeg. Wie waren de andere uitblinkers uit uw lichting?
JCM : Samen met mij had je de tweeling Armand en Alfons Peeters, Vic Lunga. We hebben met die ploeg altijd kampioen gespeeld, van kadetten tot juniors. De Uefa’s bestonden toen nog niet. Van onze jeugdploeg zijn er 8 van de 11 doorgestoten tot het 1ste elftal. Daar heeft Beringen een goede zaak aan gehad omdat ze geen spelers moesten aankopen.
EC : Op een gegeven moment kwam je terecht in de 1ste ploeg. Volgens één van mijn bronnen zou uw eerste wedstrijd in de 1ste ploeg geweest zijn op 10 maart 1963 op het terrein van Beerschot AC. Uitslag 1 – 1, waarbij het doelpunt werd gescoord door Cyriel Vanherle.
JCM : Inderdaad, op het terrein van Beerschot mocht ik voor de eerste keer proeven van de 1ste ploeg. Ik speelde toen nog centervoor.
EC : Werkelijk? Ik dacht dat jij altijd een pure verdediger was geweest.
JCM : Nee nee, ik ben begonnen als centervoor. Nadien werd ik een rij achteruitgeschoven naar het middenveld, totdat ik dan uiteindelijk belandde in de verdediging als laatste man.
In die match op Beerschot was mijn rechtstreekse bewaker Louis Van Hemelryck. Die wist dat dit mijn eerste match was en begon me dus wat uit te dagen. Hij zei tegen mij “Joeng, gij moet hier helemaal niet zijn”. Ik zei “Maar jawel, ik speel voor Beringen hé”. Waarop hij zei “Daar moet ge zijn, op de B-plein, daar spelen de snotters”.
Tijdens de rust vertelde ik dit tegen trainer Ceulaers en die zei me dat ik in de tweede helft goed moest bewegen. Dus in de tweede helft liep ik heen en weer, van links naar rechts, en dus moest Van Hemelrijck me overal volgen. En toen zei hij tegen mij “Zeg joeng, wanneer stopte ge nu eens met lopen”. Op het einde van de wedstrijd zat hij stikdood.
Na de wedstrijd kwam voorzitter Eduard Frenay mij feliciteren. “Goed gespeeld mijnheer Moons”, zei hij. En dus mocht ik de volgende match opnieuw in de basis staan. Dat was tegen Berchem Sport. Daar gingen we met 3 – 1 de boot in, en dus kreeg ik de rekening en vloog uit de ploeg.
Nadien toen ik naar het middenveld verhuisde speelde ik naast Kasprzak en Ivos. Dat waren twee prachtige, technische voetballers. Maar het lopen dat lieten ze aan mij over. Ik was elke match stikdood na het laatste fluitsignaal.
EC : Op een gegeven moment werd je dan kapitein van de ploeg. Wat voor een leider was jij?
JCM : Ik ben kapitein geworden op het moment dat Jean-Pierre Kasprzak vertrok naar Beerschot. Het was trainer Konjevod die mij de aanvoerdersband gaf. Ik was een heel rustige kapitein. Ik had nooit geen problemen met de arbiters. Scheidsrechter Frans Geluck, daar was iedereen kwaad op, maar ik had daar geen problemen mee. Scheidsrechter Schaut vroeg me ooit om samen een pint gaan te drinken, maar daar ben ik toch maar niet op in gegaan.
EC : Volgens diezelfde bron zou je in uw voetbalcarrière bij Beringen FC 322 officiële wedstrijden hebben gespeeld (285 competitie + 31 beker + 6 intertoto).
JCM : Ja, die 6 intertoto wedstrijden dat was voor de Rappanbeker. We speelden toen tegen DWS Amsterdam, Braunschweig en Servette Geneve.
EC : Na Beringen ben je dan nog even bij VC Rotselaar geweest.
JCM : Rotselaar, dat was in 3de klasse en daar hebben we in mijn eerste jaar kampioen gespeeld met trainer Rik Geertsen, ook ex Beringen FC. We waren gelijk geëindigd met Tielen en we moesten dus een testmatch spelen. Deze werd gespeeld op het veld van Rac. Mechelen en die hebben we gewonnen.
EC : Zijn er ooit contacten geweest voor een transfer naar een andere club in de hoogste klasse? Wou je ooit zelf naar een andere club?
JCM : Ik wou eigenlijk nooit weg. Ik koos altijd voor de zekerheid, ik dacht al aan het leven na mijn voetbalcarrière. Fons Peeters was getransfereerd naar Charleroi en liet zijn contract zien. Ik moest een gans seizoen spelen voor hetgeen die daar kreeg enkel om zijn handtekening te plaatsen.
Op een gegeven moment moest ik bij voorzitter Renodeyn komen. Hij zei me dat hij goed nieuws voor me had. Er waren verschillende ploegen geïnteresseerd in mij, maar hij zei niet welke ploegen. Hij vond me te goed om bij Beringen te spelen en ik moest volgens hem naar een grotere club. Maar ik durfde niet goed. Ik wou er zeker van zijn dat ik na mijn carrière nog altijd mijn job bij de Mijn kon behouden en dus ben ik maar in Beringen gebleven. Op een gegeven moment, ik had juist een contractverlenging getekend, kwam Sint-Truiden daags nadien. Voorzitter Smeets van STVV wou me absoluut hebben. Daar heb ik wel even spijt van gehad.
EC : Wie is volgens u de beste voetballer waar je ooit mee mocht samenspelen?
JCM : Nandje Geypen vond ik heel goed. Het was geen verfijnde voetballer, maar hij kon perfect de taak uitvoeren die de trainer hem opdroeg. En wij verstonden elkaar zeer goed. Ik schoof al eens graag een rij op en dan nam Fernand mijn taak over. Er waren uiteraard nog andere spelers waar ik graag mee op het veld stond. Marcel Put was ook een goede speler. Ik kan er eigenlijk een heel deel opnoemen omdat ik ook met verschillende generaties heb gespeeld. Ik heb samen gespeeld met Felix Geybels en Frans Gebruers. Op een gegeven, tijdens een voormatch van de 1ste ploeg, zie ik daar bij de miniemen Paolo Lallo en Rikske Russo. En daar heb ik dan later nog mee samen gespeeld. Rikske Russo die noemt me altijd papa als hij me ziet.
Ik heb lang samen gespeeld met Zenon Ziembicki, dat was een echte mandekker. Als hij dan eens gekwetst was en er moest een nieuwe speler in zijn plaats spelen dan deed ik nog meer mijn best om die jongens te helpen. Zenon was ook een fijne man, maar kon op het veld moeilijk zwijgen. Niet zozeer tegen de scheidsrechter, maar wel tegen zijn ploegmaten. Als ik het me goed herinner speelden we op Rac. Mechelen en het was Theo Poel zijn eerste match. Theo speelde niet zo goed en Zenon had hem dat duidelijk laten blijken. Tijdens de rust zei Theo tegen mij dat hij niet verder zou spelen. Ik heb hem aangemoedigd en gezegd dat hij moest tonen wat hij kon. Die heeft de tweede helft een reuze match gespeeld en Zenon was trots op hem. Dat was Ziembicki, hard voor zijn medematen, maar even snel was hij alles vergeten.
Het is echt moeilijk te zeggen wie de beste speler was, Roger De Condé en Kasprzak waren ook zeer goed.
EC : Misschien iets makkelijker dan, wie vond je de moeilijkste tegenstander om tegen te spelen?
JCM : Ik speelde graag tegen goede ploegen. Ik speelde bijvoorbeeld liever tegen Anderlecht dan tegen Luik. Bij Luik speelde Wegria, en als die dan afkwam en ik deed een schijnbeweging, die doorzag dat niet en die liep gewoon tegen u op. Colonval bij Daring Club Brussel was ook zo’n speler. Ik speelde liever tegen Paul Van Himst. De dag voor de wedstrijd, als ik ging slapen, dan speelde ik alle scenario’s al af in mijn hoofd, hoe dat ik tegen Van Himst zou spelen.
EC : Welk was het mooiste stadion waar je hebt gespeeld? Het Mijnstadion waarschijnlijk.
JCM : Inderdaad, dat was ook één van de mooiste. Daar stonden de supporters heel kort tegen het veld. In Diest bijvoorbeeld, de supporters die daar achter de goal stonden, waren heel ver af en dat vond ik maar niks. Als wij in Beringen een topmatch speelden en het stadion zat vol, ook nog eens met de fanfare erbij, dan zaten ze tot tegen de zijlijn. Ik kon de supporters een hand geven als ik langs de lijn kwam. Ooit speelden we een match tegen Anderlecht en ik was thuis met de auto vertrokken en aan het station in Beringen kon ik al niet meer door van het volk, zoveel supporters waren er op de been. Ik ben toen terug naar huis gereden, mijne sportzak uit den auto genomen en gelopen naar het stadion. Toen had ik geen opwarming niet meer nodig.
EC : Wat was de meest memorabele wedstrijd die je ooit hebt gespeeld?
JCM : Dat was thuis tegen Anderlecht. Wij moesten winnen om in eerste klasse te blijven. En Anderlecht wou winnen om dat ze kans maakten op de titel. En wij hebben die wedstrijd gewonnen. Die dag heb ik één van mijn beste matchen gespeeld, ze zijn me na de match nog komen proficiat wensen.
EC : In 2015 was je te gast in het Mijnstadion voor de retrowedstrijd tussen Beringen FC en FC Diest. Wat deed het met jou om na al die jaren nog eens het stadion te betreden? Was het een leuk weerzien met je vroegere collega’s? Werd je nog herkend door uw supporters?
JCM : Ik vond dat heel fijn, ik had de tranen in mijn ogen. Er waren collega’s die ik jaren niet meer gezien had. Het was een fijn weerzien met Julleke Vanoirbeek, Rikske Russo, Roger De Condé, allez met iedereen eigenlijk. En weet je waar ik verstomd van stond, dat Roy Dannarag er ook was. Die kwam direct naar mij “Hey Jean-Claude” en ik kon niet direct op zijn naam komen. Het was echt heel goed geweest, enkel het weer was toen te warm. Ik was op de tribune aan het zweten, wat moeten die jongens op het veld wel niet hebben afgezien.
De kantine in het Mijnstadion zal donderdag 9 juni geopend zijn zodanig dat iedereen daar iets kan komen drinken en even samen bezinnen. De begroeting bij Convents is donderdag van 18u30 tot 19u.