We geven vandaag graag een tekst mee die
Jef Lingier deze week schreef op zijn Facebookpagina. Hij blikt hier terug op zijn periode in de
Waterstraat in Beringen. Zijn werk heeft hier goede sporen achtergelaten. Hij kreeg er een pleintje met zijn naam.
"Ik moest vannacht in bed terugdenken aan de woonellende die ik meemaakte in Beringen-Mijn. De woonellende, veroorzaakt door de sluiting van de koolmijnen, sloeg net als elders ook toe in Beringen. Een Turkse huurder, met de bijnaam Sam, kwam samen met Marisha Malina van de Culturele Centrale van het ABVV, holder de bolder het kantoor van het Huurderssyndicaat binnen. Ze leken in paniek. Een honderdtal huurders van de N.V. Financière Liègois had een brief gekregen waarin hen vlakaf werd gesteld dat ze hun huis ofwel moesten kopen ofwel moesten vertrekken. Deze N.V., één van de stichtende mijnvennootschappen van KS die ook huizen verhuurde aan mijnwerkers, kuiste na de mijnsluiting haar kolenschop af en probeerde nog een slaatje te slaan uit de verkoop van haar patrimonium. Kwestie van er nog een laatste druppel winst uit te persen. Ik ging mij ter plaatse vergewissen van de situatie. Schrijnend was het. Zo’n toestanden had ik nog nergens meegemaakt. In ééngezinswoningen leefden telkens twee gezinnen, één op het gelijkvloers en één boven. Het waren overwegend Turkse kroostrijke gezinnen waar de kinderen allemaal samen op een hoop in één kamer sliepen. De muren en plafonds zagen zwart van de schimmel. Daensachtige toestanden. De clou van het verhaal was dat wanneer één van de twee huurders het huis kocht, de andere op straat stond. We beslisten een vergadering te beleggen in het Casino. De grote schouwburg stroomde vol met Turkse huurders. Sam, die vakbondsafgevaardigde was geweest in de mijn, wist hoe hij zijn mensen moest aanspreken. De vergadering besliste om met een bus naar Brussel te trekken en minister-president Gaston Geens koudweg op zijn nest te vangen. Ik had de pers en ook de BRT verwittigd over de geplande bezetting van het kabinet . Een bus vol mijnwerkers palmde vliegensvlug de kantoren in. Meteen werd een delegatie ontvangen door minister-president Geens himself. We vergaderden onder het oog van de camera van de BRT. Na wat over en weer getelefoneer kwam er een oplossing uit de bus. De huizen zouden verkocht worden aan het Vlaams Woningfonds, die de woningen zou renoveren. Tijdens de renovatiewerken moesten de huurders tijdelijk verhuizen naar een nieuwe wijk. Achteraf bleek het over de Posthoornwijk te gaan, die op dat moment nog in aanbouw was. Eens de huizen gerenoveerd waren, konden de huurders ofwel terug verhuizen naar hun vroegere wijk, ofwel in de Posthoornwijk blijven wonen. Wat toen niemand bevroedde: deze wijk zou later uitgroeien tot de grootste probleemwijk van West-Limburg. Grote gezinnen zouden er geconcentreerd samenwonen op een kleine oppervlakte, meestal mensen die dringend op zoek waren naar een dak boven hun hoofd en van geen hout meer pijlen konden maken. Door het grote aantal kinderen en jongeren op een zeer kleine ruimte, ontstonden al snel problemen: overlast, burenruzies, vandalisme, straatcriminaliteit, drugsdealing. Een jongerenbende kreeg de wijk in zijn greep. De Stad Beringen stuurde er een reeks buurtwerkers op af. Het merendeel beet zijn tanden stuk op de agressie die er heerste. De politie moest dagelijks uitrukken voor één of ander incident. De buurt werd een no-gozone voor wie er niet woonde. De structuur van de wijk was dusdanig opgevat dat ze een eiland leek, pal langs een drukke weg, geprangd achter een muur die de wijk van de rest van de buitenwereld afsneed. Ik noemde het de Gaza-strook. Een wijk zonder groen, veel beton, zonder enige speelvoorziening voor de kinderen. Deze kleine wijk van 58 huizen had maar één straat: de Waterstraat. Het toeval wilde dat ik jaren later als buurtopbouwwerker gevraagd werd om deze wijk terug leefbaar te maken. “De cirkel is rond”, dacht ik toen. Ik werkte er vier jaar. Het was één van de boeiendste perioden uit mijn leven".
(Jef Lingier)