Deze zwam wordt ook wel
roodbruine trechterzwam genoemd. Hij heeft een
vlak gewelfde tot breed diep trechtervormige hoed met een diameter van 5 tot 9 cm,
is glad, bleek rozegeel of oker- tot geelbruin of oranjebruin, met een ingerolde
bleke rand. De lamellen zijn gevorkt, staan dicht opeen, ver aflopend crème
tot licht beige-rood.
De steel is 2 tot 5 cm lang met een diameter van 5 tot 15 mm, bleek oker tot bleek
oranje-bruin met een witviltige basis. Het vlees is crèmekleurig met een zwakke
geur en is zoetig. Deze soort is eetbaar.
Voorkomen: tussen bladeren en naalden en in humus van loof- en naaldbossen
op voedselrijke grond in de zomer en in de herfst.