Tijdens mijn wanhopige zoektocht naar bezigheidstherapie ben ik er zelfs toe gekomen om in mijn tuinhuisje de spinnenwebben te gaan verwijderen. Hoe maf is dat? Ik heb last van een mollenplaag. Voor één keer ben ik dankbaar dat ze hun werk doen. De familie Mol is op diverse plaatsen in mijn tuin druk aan het werk om het landschap te veranderen. Elke dag tracht ik te doorgronden waar ze gaan wroeten en waar ik mijn 2 klemmen moet plaatsen. Die klemmen heb ik in leen gekregen van mijn buurman Gerard, een expert op het vlak van mollen vangen. Regelmatig houden wij een mollengesprek, op 1,5 meter afstand van elkaar, om de stand van zaken van de ondergrondse toestand te bespreken. Onkruid krijgt geen kans. Ieder sprietje dat de kop opsteekt is er aan voor de moeite. Ik sta bij manier van spreken te wachten tot er ergens een groen puntje net uit de grond komt. Een sproeimiddel zal ik dit jaar niet nodig hebben. Mijn bescheiden tuin is op dit tijdstip van het jaar nog nooit zo onkruidvrij geweest en de molshopen zorgen voor een leuke afwisseling. Ik heb zo het vermoeden dat ik niet alleen ben. Ik ben als het ware het coronavirus voor mijn onkruid. Cafés armer en ik financieel wat comfortabeler. Mijn vrijetijdsbudget klopt meer dan ooit. Tanken hoef je ook bijna niet. Slapend rijk worden is te simpel gesteld maar het klopt dat we minder uitgeven. Mijn vader zaliger zei altijd: ”Een glas water op café smaakt beter dan een pint die je thuis alleen drinkt.” Nu geloof ik het. Alleen is maar alleen en in gezelschap tussen pot en pint en koffie en frisdrank is alles lekker. Sociaal contact, weet je wel! Het woordje ooit krijgt in deze tijden een veel belangrijkere betekenis dan …. ooit! Ooit gaan we tennissen, ooit gaan we een pintje drinken, ooit gaan we op vakantie, ooit gaan we op restaurant, ooit gaan we naar de markt. Ja, ooit! Overdag probeer ik geen televisie te kijken, het middagjournaal uitgezonderd, maar in de avondlijke uren heb ik zelfs naar Kapitein Zeppos gekeken. Kun je dat geloven? Alle contacten die we nu moeten missen komen terug. Ooit!
(Martin Vanierschot)