In onze weekend-vervolgreeks vertelt Jef Vanbussel verder over wat zijn vader Henri tijdens de Tweede Wereldoorlog mee maakte:
Vandaag 85 jaar geleden overleed Lillenaar Jaak Vanherck in de abdij van Zevenkerken in Sint-Andries bij Brugge. In de Groote Oorlog was die abdij ziekenboeg, Feldlazarett, voor de Duitsers. Tijdens de Achttiendaagse Veldtocht van mei 1940 was er een militair hospitaal voor de eigen troepen. 75 Belgische militairen stierven er in die meidagen aan hun verwondingen. 26 daarvan liggen nog altijd bij de abdij begraven, op de plek waar ze hun eerste rustplaats kregen.
Die rustplaats is nu een erkende militaire begraafplaats, mèt een imposante jaarlijkse herdenking. Ze ligt in een ietwat achterafhoekje op het abdijcomplex. Ze vinden vergt enig zoekwerk. De militairen rusten er onder imposante bomen. 26 kruisjes staan er, een beetje uit verband gehaald. Sommige gesneuvelden werden na 1940 immers elders herbegraven. Jaak z’n kruisje staat er nog wel. ‘Jacques Vanherck’ staat er verfranst op gebeiteld. Die verfransing van zijn voornaam? Alla, dat nog tot daaraan toe. Maar daarbovenop werd Jaak, gebeiteld in dezelfde steen, aan een foute eenheid gelinkt. Tot op de dag van vandaag. Brigadier Vanherck was geen Karabinier, maar een Jager te Paard!
Maar goed, vergeleken met hoe Jaak aan zijn einde kwam, zijn die verfransing en dat foute gebeitel nog het minste. Jaak had eigenlijk niet eens dood hoeven te zijn. Eigenlijk... U raadt het: ook daar ging wat fout. Oorlogschaos alom.
Terug naar de 24ste mei in de vroege ochtend. 1 JP was toen opgesteld en ingegraven bij een brug. Die laatste was in gereedheid gebracht voor vernieling. Door menselijk falen werd ze te vroeg in de ochtend van de 24ste de lucht in geblazen. Het kostte Jaak, niet eens 21 toen, zijn leven. Op zijn gedachtenis heette dat accident: “ .…die bewust van zijn plicht, niet terugdeinsde voor het groot sacrificie van zijn leven te geven voor God en Vaderland.”
Henri Vanbussel: ”Weer hadden we van stelling moeten veranderen, deze keer tot ergens tegen Brugge. Achter een klein kanaaltje moesten we ons bij een brug ingraven. Terwijl anderen de wacht hielden, konden Jaak en ik proberen te slapen. We kropen dicht tegen elkaar aan onder dezelfde dekens om het toch wat warmer te hebben. Toen het begon te klaren, besloot ik om wat brood en koffie te gaan halen. Ik was nog maar pas weg of de brug vloog de lucht in. Stukken ijzer en staal vlogen ons om de oren. Ik was geen vijf meter van Jaak en hoorde hem nog even roepen. Hij had de deken over zijn hoofd getrokken, maar een stuk steen van ongeveer zes bij zes cm had hem aan het achterhoofd geraakt. Toen ik de deken wegtrok, zag ik dat het ernstig was. Ik riep hem bij zijn naam, maar hij kreunde alleen maar. Zo snel ik kon, ben ik toen de aalmoezenier gaan halen. Die zat een paar honderd meter verder in een wagen van het Rode Kruis. Nooit vergeet ik het moment waarop ik een van mijn fijnste makkers stervend weg zag brengen. Later overleed hij in Zevenkerken. Hij werd begraven bij het klooster van de paters en rust er nog steeds in vrede. Hoe dikwijls had hij mij niet gezegd: “Henri, als ik dood zou blijven, neem dan mijn paternoster en mijn horloge mee naar huis. Dan heeft ons moeder toch nog iets van mij.” Maar ik had niks meer van hem, alleen de herinnering aan dat laatste samen slapen onder één deken. Mijn laatste groet bij die sluis zal hij wel niet meer gehoord hebben. Dat hij ruste in vrede.”
Jef Vanbussel
De foto hierboven en die van het soldatenkerkhof onder imposante bomen werden genomen van de site ‘Meetjesland 1940’. De foto met het gedachtenisprentje komt uit Gaby Bollen e.a. ‘ Verkenningen van het dagelijkse leven, Oral history in de Dommelvallei, Project 2007’.