Aan de
passantenhaven hebben burgemeester Stijn Van Baelen en het schepencollege samen met hun collega's van
Weert vanmiddag een tegeltableau
(foto) onthuld dat verwijst naar de geschiedenis van de grensoverschrijdende
Weerterbeek. Op Nederlands grondgebied heet die beek
Bocholterbeek. De Weerter bestuurders waren op werkbezoek in Bocholt.
Op 1 juli 1296 sloot Willem II van Horne een verdrag met zijn neef, Gosen van Borne, die heer van Bocholt was. Het betrof een aftakking van de Aabeek naar Weert en verder naar Nederweert, om de grachten rond de stad Weert en rond het kasteel De Aldenborgh van water te voorzien. Dat was ook noodzakelijk voor de belangrijke textielnijverheid in de stad.
De aanleg van deze "Bocholterbeek" was een monsterproject.
De Aabeek lag maar liefst elf kilometer verderop en het water moest met troggen,
dijken en dammen door de moerassige Peel worden geleid. In het gemeentelijk archief van Weert zijn
verwijzingen gevonden dat de bodem van de Bocholterbeek over een groot aantal
kilometer bekleed was met dichte turf- en leemgrond zodat het water niet direct
wegliep.
Toen de Zuid-Willemsvaart was aangelegd (1826) werd de Bocholterbeek overbodig. Uiteindelijk kwam op een deel van het tracé de Bocholterweg tot stand, die Bocholt en Weert met elkaar verbond.
Zonder Bocholterbeek was Weert nooit geworden wat het nu is.