We zouden de vakantie inzetten op een terrasje in de provinciehoofdstad. Dat was het plan en zo geschiedde, maar het ging niet zonder slag of stoot. Al hadden we er rechtstreeks niet veel mee te maken. Het waren eerder de buren. Niet die van thuis, maar de buren aan het tafeltje naast ons. Zij hadden postgevat onder een grote boom. Het was ongetwijfeld de mooiste plek van het terras.
Maar dat was zonder de duif gerekend die in de boom vrolijk zat te roekoeën. Het koppel had net hun bord met een overheerlijke pasta geserveerd gekregen, toen de duif met een welgemikte poging ‘iets’ liet vallen op de broek van de mevrouw. Smakelijk is natuurlijk anders. Stel je voor dat het in de pasta was beland. De mevrouw ging onmiddellijk op het toilet haar broek schoonmaken en de meneer begon met de pasta’s te schuiven, onderwijl naar boven kijkend om te zien wat de plannen van de duif waren. Nu weet ik ook niet hoe vaak een duif gemiddeld iets laat vallen, maar ik zou er ook niet gerust in zijn geweest.
Ondertussen was de ober op de hoogte gebracht. Ze kregen een nieuw tafeltje en op het andere plaatste hij een bordje met ‘gereserveerd’. Ik meende de duif te zien lachen, maar mijn vrouw zei dat er nog nooit een duif heeft gelachen. Toch meende ik in het geroekoe een cynische ondertoon te herkennen.
De takken van de boom reikten ook een stukje over onze tafel. Ik zag de duif opschuiven. “Ik had toch naar de kapper gemoeten”, zei ik. “Onze oudste zei gisteren dat mijn kapsel op een mussennest begint te gelijken. Misschien ziet de duif het ook en vliegt ze er dadelijk in.”
“Een duif is geen mus”, zei mijn vrouw. Daar kon ik niets tegen inbrengen.
Rudi LAVREYSEN