Bent u een flaneur? Ik alleszins wel. Ook Willem Elsschot was een fervent stadswandelaar. Er is zelfs een boekje over verschenen: ‘U schijnt de stad niet goed te kennen?’ Hierin nemen de auteurs ons mee naar de steegjes, de etablissementen en de minder bekende plekken van Antwerpen waar hij graag vertoefde. Tijdens het flaneren is het immers een kunst om minder gekende paden te bewandelen. De edele kunst van het verdwalen, zeg maar.
“Wandelen om te kijken en gezien te worden”, zegt mijn woordenboek over flaneren. Om dat laatste is het me niet te doen, wel om te kijken en te luisteren. Toch had een stadsgenote me onlangs gezien. Ik stond immers vrij onhandig op één been te balanceren. Niet omdat ik een flamingo wilde imiteren, maar er zat een steentje in mijn schoen. “Zit er een stjèj’e in?’, lachte ze me vrolijk toe in ons smakelijk dialect. Ik lachte graag terug.
Twee straten verder veegde een man enkele verdwaalde steentjes op het voetpad terug richting oprit. Zoals de niet opgegeten koekjes die men na een feestje terug in de koekjesdoos steekt.
Tijdens het verdere verloop van mijn flaneertocht moest ik plots denken aan een betreurenswaardig bericht in de krant. Het aantal mensen dat het werken moet staken wegens psychische vermoeidheid blijft maar stijgen.
Misschien is het zoals een steentje in je schoen dat je echt niet weg krijgt. Het wandelen of functioneren wordt onmogelijk. Je zou schoen en al willen uittrappen, maar zelfs dat lukt niet.
Toch is wandelen of flaneren - zonder steentje - een mogelijk hulpmiddel, zeggen kenners. Zoals men naar de kust moet voor de gezonde lucht, zo is een wandeling aan de hand van Elsschot iets dat de dokter kan voorschrijven. ‘Minstens vijf keer flaneren in Antwerpen, meermaals per jaar innemen’, staat er dan op het wandeldoosje.
Rudi LAVREYSEN