Raheel Abboud (links op de foto) vluchtte vijf maanden geleden voor de bommen in Irak en verblijft sindsdien in het asielcentrum in Helchteren. "Exact vijf maanden en vier dagen," zegt hij terwijl hij op zijn klok kijkt. "Ik was tolk voor een Brits bedrijf dat
security aanbood voor Engelse en Amerikaanse wapentransporten naar het Irakese leger. Ik werd door IS gezien als een collaborateur. Zo kreeg ik in de stad Tikrit verschillende dreigbrieven van lokale militiegroepen. In het zuiden werkte ik voor een oliemaatschappij in Basra, waar het wemelt van de soennitische milities die vechten tegen de sjiïeten. Elke dag waren er autobommen en aanslagen
. Everyday kill kill kill. Mijn vrouw belde mij gisteren nog dat de moskee vlakbij ons huis opgeblazen is. Je begrijpt nu misschien beter waarom ik gevlucht ben. Ik hoop dat ik spoedig erkend word als vluchteling zodat ik mijn vrouw en kinderen kan laten overkomen."
Ondanks alle ellende heeft Raheel toch een positief verhaal te vertellen. Op oudejaar ging hij samen met enkele vrienden Nieuwjaar vieren in Leuven. "Toen ik opstond om de discotheek te verlaten waar we ons de hele avond goed geamuseerd hadden, merkte ik onder mijn tafel een kleine handtas op. De eigenares was nergens te bespeuren. Eerst was ik bang met mijn vondst. Ik opende de tas en telde de badges, credit cards en het geld. Ik las een naam "Caroline". Ik wou dadelijk naar de politie gaan, maar wist niet waarheen. Ik nam het tasje mee naar Helchteren. Ik heb toen de hele nacht geen oog dicht gedaan. Bij het ontbijt gaf ik het tasje aan Lisa, de assistente van het Rode Kruis. Ze was blij dat ik eerlijk was. Ze zag aan het adres dat de eigenares in Leuven woonde. Na haar werk reed ze naar Leuven naar het politiekantoor. Daar kwam Caroline haar handtas ophalen. Toen ze zag dat alles er nog in zat verscheen er een brede glimlach op haar gezicht. Jammer dat ik de dame van het tasje niet ken."
(Jef Lingier)