Johan Janssen is 62 en
gaf gisteren voor de 100ste keer bloed. Op zijn 21ste is hij ermee gestart. Hij was toen pas getrouwd en ging een keertje mee met zijn buurman, die al langer bloeddonor was. Hij ondervond er helemaal geen last van, en het gaf hem een goed gevoel iemand anders te kunnen helpen die om een of andere reden bloed nodig heeft. Want zeg nu zelf, je kan toch beter bloed geven voor iemand die er nodig heeft, dan er te moeten krijgen? En met zijn bloedgroep
O-negatief kan iedereen zijn bloed krijgen zonder dat dit gezondheidsproblemen oplevert.
Hij is dus, zoals het Rode Kruis voorschrijft,
om de drie maanden bloed blijven geven. Alleen in de periode dat hij met nachtdienst werkte in de mijn moest hij verstek geven. Want 's avonds bloed gaan geven en nadien de nachtshift draaien in de mijn was wel bijzonder zwaar. Toen hij daarna in een drie-ploegensysteem werkte kon hij alleen met de middagshift niet gaan doneren.
Zolang hij kan en mag doneren gaat Johan waarschijnlijk bloed blijven geven. Vier keer per jaar een half uurtje van je tijd spenderen voor een half litertje bloed, dat mag toch geen probleem zijn?
Zeker niet als je iemands leven ermee kan redden! Want, zegt Johan, "je kan beter bloed
geven dan het te
krijgen."
(Foto Robert Boons)