Ik heb zo’n test gedaan. Je weet wel, kranten slaan je om je oren met tests die je achteraf vertellen met welke partij je de meeste raakpunten hebt. En ik ben er niet goed van. Ik zit nog steeds naar adem te happen.
Ik heb nochtans een goede Lommelse kennis de toestemming gegeven om zijn foto op de achterruit van mijn auto te kleven. De man is kandidaat voor een partij waarvoor ik al sinds mijn jeugd grote sympathie koester. Ook al bestond ze toen nog niet eens. Ik zou dus moeten weten waar mijn voorkeuren zitten. Sloeg ik de bal daar even mis!
Ik ben er nochtans van overtuigd dat ik tegenover ongeveer elke kleur van het politieke spectrum meteen één of meer bezwaren kan formuleren. Bezwaren waarover ik nagedacht heb. Gefundeerde bezwaren, denk ik dus. Even testen? Roept u maar!
Groen. Hier kan ik kort zijn. Elke partij hoort groen te zijn, vind ik. En dan hoeft groen geen partij te zijn.
Rood roept meteen een persoonlijke bloedhekel op aan collectivisme, dat de waarde van het individu ondergeschikt maakt aan de behoeften van de gemeenschap. Ik hecht te veel belang aan de ontplooiing van ieders kwaliteiten en capaciteiten, om met een dergelijk maatschappijbeeld om te kunnen. En tegenwoordig heb je dan ook nog
vuurrood. Tja, wel even serieus blijven, denk ik dan.
Blauw dan? Dat is de andere kant van de medaille. De groep is niet belangrijk, het individu telt. De idee erachter is niet eens zo onlogisch hoor! Als elke persoon het goed heeft, kan de maatschappij waarin die persoon leeft het natuurlijk ook niet slecht hebben. Maar ik vind er te weinig aandacht voor wie het minder goed getroffen heeft in het leven.
Geel dus? Ik heb altijd gedacht dat ik daar een veilige politieke haven vond. Mijn Vlaamse reflex is nog steeds voelbaar aanwezig en ik hou van sociale betrokkenheid en overwogen vernieuwing. Maar volgens de test komt die kleur pas op de derde plaats. En ja, er is ook
donkergeel. Niks voor mij. Te behoudsgezind. Te veel
‘wat we zelf doen, doen we beter’. Alsof beredeneerde inbreng van buitenaf geen verrijking zou kunnen betekenen.
Oranje tenslotte. Hier is het niet eens die ‘lege’ C in hun naam die me wat stoort, maar ik krijg het heen en weer van dat eeuwige
‘aan de ene kant willen we twee dingen zeggen’. En hoewel een aantal van mijn beste vrienden tot deze stroming behoort, blijf ik het er moeilijk mee hebben.
Intussen weten jullie nog niet bij welke familie die fameuze test me indeelt. Dat komt omdat ik besloten heb me nog niet neer te leggen bij de uitslag. Je kunt immers, als je te hard schrikt van het resultaat, je antwoord nog eens bekijken, overwegen en aanpassen. Misschien komt het toch nog goed met me.
Chel DRIESEN