Het boekje vertelde ons dat we de oranje bolletjes moesten volgen. Het grote bord bij de start van de wandeling van 10 kilometer gaf ons dezelfde informatie. Je kent dat wel. Je stapt gewoon verder en je zorgt ervoor dat je de paaltjes met het oranje bolletje met de pijlen naar rechts, links of rechtdoor niet uit het oog verliest. Hadden we er toch één gemist. We stapten al een paar honderd meter in het bos zonder dat we een nieuw paaltje tegenkwamen. In de verte zagen we een man met een gele regenjas op een bank zitten. Misschien had zijn vrouw gezegd dat hij die gele regenjas maar moest aandoen, zodat de mensen hem op tijd zouden zien. Op de een of andere manier zag hij dat we de weg kwijt waren. Mijn voortdurend achteromzien, met het boekje zwaaiend en vloekend had er wellicht iets mee te maken. Nee, hij kon ons niet zeggen waar de paaltjes met oranje bolletjes stonden, maar hij zag op het plan wel dat we de vijvers moesten passeren. En die wist hij liggen. “Een paar honderd meter terug en dan naar links”, vertelde hij.
Omdat ik met het boekje voortdurend de vervelende vliegen aan het wegmeppen was, gaf hij me hiervoor nog een nuttige tip. “Je moet een takje van een berkenboom bij je hoofd houden, dat houdt de vliegen weg”.
Even later zaten we terug op de goede wandelweg en zelfs de vliegen bleven weg met het berkentakje dat ik achter mijn linkeroor gestoken had. Het deed me zowaar denken aan de mop van de schrijnwerker en ik kon niet nalaten die even te vertellen. Het deed ons hartelijk lachen. Zelfs het koppel dat ons passeerde kon een glimlach niet onderdrukken. Al kwam dat misschien ook door die berkentak achter mijn oor.
Rudi LavreysenPS: Mocht u de mop niet kennen, ze gaat als volgt. Een schrijnwerker heeft in de werkplaats zijn oor afgezaagd. Zijn collega’s gaan tussen het zagenmeel op zoek naar het oor van de onfortuinlijke man. Een collega vindt even later een afgezaagd oor en laat het zien. “Nee, dat is het mijne niet”, zegt de schrijnwerker. “Bij mij zat er een potlood achter.”