De lente brengt de wereld naar buiten. We groeten de bloesems, in sommige tuinen neem je al barbecuegeuren waar, de terrastafels en –stoelen worden uit de kelder van het café gehaald en de wielertoeristen fietsen hun winterbenen los. Na hun lentetocht zetten ze zich aan een fris gepoetst terrastafeltje.
Daar zaten wij ook. Van de rust genietend, mijn krant lezend en me afvragend of het warm genoeg was om mijn vest uit te doen. Het wielerpeleton naast ons evalueerde de gepresteerde kilometers. Het waren noorderburen zo bleek. Een van de renners was in een vrolijke bui en klikte en tapte met zijn fietsschoenen op de terrastegels alsof het tapdans schoenen waren. Hij had er plezier in.
Ik had al een paar keer boven mijn krant zijn richting uitgekeken, maar toen in het café de klassieker 'Heb je even voor mij?' weerklonk, en de waard de radio nog wat luider zette, ging hij helemaal los. Hij kon amper op zijn stoel blijven zitten. Tap klik tap klik taptapkliktap. Zijn wielerkompaan naast hem zette het op een fluiten en een derde wielrenner maakte aanstalten om het refrein volmondig mee te zingen. Maar vooraleer hij luidkeels 'Heb je … ' zou uitstoten, bedacht hij zich en zette zijn bierglas aan de toch al openstaande mond. Mijn verontruste blik had misschien geholpen.
"Denk aan iets anders", zei mijn vrouw. Dat ging niet meer. In mijn hoofd zag ik de wielrenner zoals Gene Kelly in de gietende regen 'Singing in the rain' zingen en ondertussen tapdansen. Met een fietspomp in de hand in plaats van een paraplu.
Het volgende liedje was een traag nummer. Het tapdansen stopte. De wielertoerist riep de waard. "Wat hebben jullie van de tap?", vroeg hij met een Nederlandse tongval. Ik glimlachte en dat bracht mijn gezicht alsnog in een lenteplooi.
Rudi LAVREYSEN