Als er zelfs voor ‘dooreenschudden’ twee bijna identieke synoniemen bestaan, is het geen wonder dat een mens woorden dooreenschudt. Ik heb het over ‘hutselen’ en ‘husselen’. Eén letter verschil maar vrijwel dezelfde betekenis. “Och, doe ze maar allebei”, moeten de mensen van het taalverbond hebben gedacht. “We zullen ze eens hebben.”
Dat hutselen gebeurde tijdens een kort onderhoud met mijn buurman. U moet zich daar niets officieel bij voorstellen. We zeggen gewoon een goeiendag als we elkaar tegenkomen, gevolgd door een koetje of een kalfje. De weersomstandigheden zijn hiervoor ideaal. Je zegt het tijdens het voorbijgaan en we zijn het er meestal over eens. We zijn niet van het type dat blijft plakken. Hij heeft twee pubers in huis en altijd is er iemand om weg te doen of om te gaan halen.
Wat was er nu aan de hand? Ik wissel regelmatig af met mijn begroetingswoorden. Kwestie van het niet te saai te houden. Bijvoorbeeld hoi, hallo, yo of hey. Hoe het kwam weet ik niet, misschien was het dat afwisselen, maar wat ik zei kwam eruit als 'hahoi'. Het klonk als een gerecht van bij de Chinees. Ik vervloekte mezelf voor een dergelijke dommigheid. Nu maar hopen dat hij dacht het verkeerd verstaan te hebben. Al was die kans klein.
Twee dagen later passeerden we elkaar opnieuw. Maar ik had een plannetje in mijn hoofd om mijn flater recht te zetten. “Hahoi”, zei ik opnieuw. In mijn ooghoek zag ik hem ietwat verbaasd kijken. Het kan immers perfect dat er een woord bestaat waar je nog nooit van hebt gehoord. Het verandert tegenwoordig terwijl je erbij staat. Het jonge volk vindt ze uit alsof het niets is.
Tussen mijn andere begroetingswoorden gooi ik voortaan regelmatig een ‘hahoi’. Het is nu alleen wachten tot hij het een keer terugzegt.
Rudi LAVREYSEN