Bijna elke dag zie je de mensen aan zijn deur zwaaien. Jeroen Meus zwaait dan tussen zijn potten en pannen vrolijk terug. Ook dat is voor hem
dagelijkse kost. We zijn al een paar keer door de Leuvense Schrijnwerkersstraat gewandeld, waar hij zijn keukenstudio heeft. Maar telkens was hij niet aanwezig. We zouden zeker een keer gezwaaid hebben. Want een goeiendag kan er altijd vanaf. Of is het goedendag? Het mag allebei. Ook goeiedag en goededag is trouwens correct. Als je maar vriendelijk bent. Waar die goedendag vandaan komt, is niet zo moeilijk. We wensen de andere een goede dag. Maar dat zwaaien? Het is wellicht een onhebbelijk trekje, maar ik kan niet laten om het op te zoeken. Zwaaien komt van swad, wat heel lang geleden ‘zwaaien met de zeis’ betekende.
Hadden ze me in de lagere school gevraagd wat een zeis was, ik zou het misschien niet geweten hebben. Thuis stond het bekend als een ‘zessie’. Het was best gevaarlijk tuingereedschap, waar je niet aan mocht komen. Het hing in de schuur aan een balk, zodat we er ons zeker niet aan zouden snijden. Al kan het ook zijn omdat het duivels ding niet rechtop bleef staan.
Omdat dit stukje ook over de taalgrens gelezen wordt, moet ik even aandacht besteden aan onze vrienden uit Pelt en omstreken, waar het Luiks dialect weerklinkt. Hun zeis verschilt maar één klinker met die van ons, maar toch is het een wereld van verschil. Ze spreken er niet van een zessie, maar wel van een zeisie. Ook in Eindhoven en in Tilburg is het een zessie. Niet toevallig, want de Lommelaars waren ooit Brabanders. En weet je wat grappig is? In Kinrooi, dat ook in Prinsbisdom Luik lag, zegt men tegen een zeis een zaegsel. De nagel op de kop, niet?
Rudi Lavreysen