We sluiten het jaar af. Een mens sluit toch wat af. Het school-, werk- of watdanookjaar. Maar na de vakantie gaan de deuren terug open. Naast een drankje en het afgelopen jaar ligt ook de vakantie op tafel. Waar gaat het deze zomer naartoe? Naar Niverans zegt iemand. Het is een oude, maar ook gelaagde grap. Vakantie zit in je hoofd.
Er waren toch nog van die plaatsen?
Zullen we het laatste rondje doen, zegt iemand anders. De muziek staat luid. Vroeger werd er goede muziek gemaakt, zeggen we. We kunnen niet op de namen van de artiesten komen. Dat wordt er niet beter op. Het is de leeftijd en het late van de avond.
Och, weg zijn. Met een goed boek ben je ook weg. Dan reis je het hele jaar door.
Nu weet ik het. Ründhausen, dat was die andere. En wat was die derde?
De cafébaas komt met zijn bierkaartje naar onze tafel. “Het is de laatste”, zegt hij. “Och ja, het is toch de laatste van het jaar”, lachen we. Muziek en zingen geeft dorst. De cafébaas lacht en neemt onze bestelling op. Dan is het tijd om naar huis te gaan.
Altijd ergens naartoe. Altijd onderweg. Geeft het blijven rust? Of zorgt het weggaan daarvoor? Jagen is misschien de beste omschrijving van wat de moderne mens soms doet. Alsof je iets moet schieten, waarna je een trofee krijgt en je die mag showen.
Het geeft een beetje twijfel. Gaan we op zoek naar het vertrouwde of naar het nieuwe?
In het huis dat er niet meer staat hadden we die twijfel niet. Achter het huis lag den hof. Die was vertrouwd en bracht tegelijk het nieuwe.
We zaten allemaal op het verhoogje onder het afdak. Dat gaf wat schaduw, samen met de gebloemde parasol. De erwten moesten eerst in de grote wasmand. Daarna in zakjes. De prinsessenbonen werden ook ingemaakt en verdwenen naar de kelder. We aten het hele jaar zomer.
In het begin durfde ik met mijn fiets niet van het verhoogje springen. Het gazon lag iets lager. De moestuin lag nog verder. De truc was om je stuur en het voorste wiel iets omhoog te trekken. Dan landde je veilig op het gazon. Het muurtje was ook ideaal om een een-tweetje mee te doen tijdens het voetballen. In de hoek van het gazon stond een boom. Die stond er ietwat vervelend. Bij het grasmaaien, maar vooral tijdens het voetballen, want de bal verdween er soms in. Het was een grote conifeer. Maar na een tijdje was die boom ook weg. Zoals zoveel in het leven.
Daar is het plots. Achèle. Dat was de derde. Met de fiets naar Achèle.
Eén keer ging vader mee naar zee. Met zijn moestuin waarschijnlijk nog in gedachten. Volgens mij is hij toen ’s morgens nog naar zijn bonen en naar de sla gaan kijken. En naar zijn aardappelen. Of er geen meikevers op bezoek waren.
Ma had een groot strandlaken op het strand gelegd en daar zaten we. Net zoals het water van de zee komen ook de herinneringen telkens terug. Het is zoals Bart Moeyaert in zijn ‘Gedicht voor gelukkige mensen’ zegt: ‘Wij moeten zeer de moeite zijn, als zelfs de zee tot hier komt, weggaat en zich weer bedenkt.’
Was het Knokke-Heist? Ik denk het, maar zeker ben ik niet.
Wat ik nog wel zeker weet is dat de parasol ook mee was. Nu stond hij niet in zijn voetstuk, maar schuin in het zand.
Vader rolde zijn broekspijpen omhoog en hij had een korte broek. Want uiteindelijk zit ook die gewoon in je hoofd.
Rudi Lavreysen - met 300 extra woorden om de vakantie in te zetten. Fijne vakantie iedereen!