Toen ik een jaar of negen was, bleef ik op de terugweg van de school op warme zomerdagen vaak op de brug kijken naar de jonge kerels die daar beneden in het water zwommen. Ze doken kopje onder, trokken elkaar aan de benen, klommen aan boord van de sloep die aan een touw achter een binnenvaartschip zigzagde... De durvers waagden zich wel eens aan boord van zwaargeladen schepen die diep genoeg in het water lagen om erop te klauteren. Ze spurtten dan, soms toegebruld door de schipper dat ze van zijn schip moesten blijven, naar de andere kant om er daar, vrolijk zwaaiend naar de stuurman of -vrouw, weer sierlijk af te duiken. Het gebaar met de opgestoken middenvinger bestond toen nog niet.
Eén keer stond ik zo, naast een douanier, aan de brugleuning van dit uitbundig zomers gedoe te genieten, toen een waaghals zich lenig over de reling wrong, heel even stilstond op een dwarsbalk en met een tarzanschreeuw in de gapende diepte sprong. De ‘kommies’ wou nog roepen dat zo iets absoluut verboden was, maar het gebeurde allemaal zo snel dat het bleef bij het openen van zijn mond. Hij klapte weer toe op het ogenblik dat het levende projectiel door de waterspiegel brak.
O wat zou ik dat graag gekund hebben, zwemmen! Het leek me toen het summum van onbereikbare, totale vrijheid. Maar ik was een brave jongen en van thuis mocht ik alleen naar de Warmbeek. Daar kwam het water tot net boven je enkels.
Wat die douanier daar deed op de brug van St.-Huibrechts-Lille? Er werd toen nog gesmokkeld bij het leven en net over de brug bevond zich een houten douanepost, het ‘kommiezenbrekske’, waar boeren die een kalf naar de andere kant van het kanaal wilden brengen, hun ‘pazzevang’ (passe-avant) moesten tonen.
Ik ben momenteel met vakantie en zit dit stukje uit het toetsenbord van mijn laptop te ranselen in het deksalon van een cruiseschip. We varen ergens tussen Split en Dubrovnik
(foto) op de Adriatische zee. Ja, mag ik ook eens wat hebben? En nee, Internetgazet heeft deze reis niet betaald. Bijna elke dag is er gelegenheid voor een frisse duik in het zoute nat. En eergisteren heb ik dapper mee gedoken. Mijn laatste zwempartij was net iets minder lang geleden dan mijn laatste biecht. Zou ik het nog kunnen? Zwemmen bedoel ik. Jawel hoor! Wel vijf minuten lang heeft dit magere toegetakelde lijf het volgehouden.
En juist nu begint de zwempret voor vandaag. Ik ga niet mee ploeteren. Ik ga dit stukje schrijven en mijmeren.
Chel DRIESEN