Wie dezer dagen nog
een 2PK van Citroën in goede staat heeft staan en er nog mee kan rijden, moet een gelukkig man zijn. In de
Oudestraat stonden ze in de vooravond - tijdens het oldtimertreffen - op een rij!
Op Wikipedia lezen we: "Na de dood van André Citroën en de overname van het bedrijf door bandenfabrikant Michelin besloot de nieuwe leiding van autofabrikant Citroën
in 1935 een kleine auto te ontwikkelen die geschikt diende te zijn voor het ruige Franse platteland: de TPV, oftewel
Toute Petite Voiture. Projectleider en stuwende kracht Pierre-Jules Boulanger omschreef het doel als "een paraplu op vier wielen". Op basis van marktonderzoek werd besloten dat het een voertuig moest worden dat twee boeren met 50 kilogram aardappelen kon vervoeren of een vat met 50 liter wijn. Ook gaat het verhaal dat het voertuig de mogelijkheid moest bieden om een schaap in de auto mee te nemen. De auto moest hierbij zo comfortabel zijn dat eieren in een mand niet zouden breken wanneer de auto over een stuk omgeploegd land zou rijden. Overige eisen waren dat de auto vooral zuinig, betrouwbaar, goedkoop en eenvoudig te bedienen moest zijn: een boerin moest er mee naar de markt kunnen rijden. Ook moest de boer, met zijn zondagse hoed op, erin passen zodat hij per auto naar de kerk kon. Het uiterlijk van de wagen werd niet belangrijk geacht.
Oorspronkelijk plaatste men uit besparingsoverwegingen slechts één koplamp. Maar nadat een prototype tijdens een proefrit was aangereden, doordat de tegenligger dacht met een motorfiets te maken te hebben, werd het model wél voorzien van twee koplampen...."
De productie begon in 1949 en wie zo'n auto moest hebben, moest drie jaar wachten. (Foto Josh Vandijck)