Tradities zijn er om in ere te houden, ook als je tot de ‘vintage’-categorie begint te behoren. En dus trok het r
eüniegroepje van de Lagere School Herent (1942) opnieuw naar Blankenberge. Elf oud-klasgenoten maakten zich op voor een weekje zon, zee en zalige herinneringen.
Dat tintje bruiner waar elk jaar op gehoopt wordt, bleef ditmaal eerder beperkt. “Wind teveel en zon te weinig”, klonk het bij de terugblik. Maar geklaagd werd er niet – mensen die het eerste oorlogsjaar en de Slag bij Stalingrad hebben overleefd, hebben daar simpelweg geen gewoonte van gemaakt.
De sfeer zat alvast goed. Geen uitgebluste senioren of wandelende portemonnees, wel een bende vrolijke levensgenieters met een goed gevoel voor humor én traditie. Tijd voor een groepsfoto aan zee was er nauwelijks, dus werd die later ingehaald op Limburgse bodem. “Met zicht op zee… in Neerpelt dan,” knipoogde één van hen. “De vallei van de Dommel lijkt verrassend veel op de Noordzeekust!”
Wat doen ‘die oude knabbers’ dan zoal aan zee, vraagt de nieuwsgierige lezer zich misschien af? Wel, wandelen, petanque, minigolf en vooral: discussiëren. Want het geheime ingrediënt van een geslaagde dag is simpel: een tafel, een stel stoelen, een koffietje (of iets stevigers) en een pittig onderwerp.
“Wat is een toemetketje? Waar ligt de Geitenkiezel in Pelt en hoe komt die aan zijn naam?” Het zijn vragen die zorgen voor verhitte gesprekken, filosofische uitweidingen en vooral veel gelach.
De sfeer werd al meteen in de juiste richting gezet met een klein drupke champagne – of cava, naar keuze – in de trein. En neen, ook dit jaar werd geen enkel groepslid gearresteerd wegens openbare ordeverstoring.
Het was opnieuw een heerlijke week. Alleen één vraag blijft: "Waar gaan we volgend jaar naartoe?" De locatie mag dan nog onbekend zijn, het motto staat al vast: “Maak er wat van. Van wat? Van alles, vóór het niets wordt.”
(Bea Van Winkel)