Bloedtesten bij leerlingen uit
Alken en Pelt geven aan dat ook kinderen en jongeren niet ontsnappen aan het coronavirus SARS-CoV-2. Bij 34 kinderen, ruim 9 procent, werden antistoffen gemeten als maat van een doorgemaakte infectie. Dat wil zeggen dat er maanden na de besmetting nog steeds circulerende antistoffen in het lichaam aanwezig zijn. Positief is ook dat de besmette kinderen geen ernstige ziekteklachten ontwikkelden. Dit blijkt uit een studie van KU Leuven in samenwerking met Sciensano.
Bij het onderzoek werden
362 kinderen van tien scholen in Alken en Pelt betrokken. De gemeente Alken was tijdens de eerste golf één van de zwaarst getroffen plaatsen in België, terwijl er in Pelt maar een klein aantal besmettingen werd vastgesteld. Het onderzoek moest uitwijzen of dit verschil ook bij de kinderen merkbaar is. Het doel van de studie was niet om de overdracht van het virus binnen de scholen te onderzoeken, noch de rol van kinderen in de verspreiding van het virus. In de periode van 21 september tot en met 6 oktober werd bij elk kind een bloed- en speekselstaal afgenomen. Daarnaast vulden de ouders een vragenlijst in die peilde naar de contacten, gezondheid en sociaal gedrag.
Het verschil in viruscirculatie tussen beide gemeenten is ook zichtbaar bij de kinderen: in Alken werden antistoffen gemeten bij 14,4 procent van de deelnemers (26 op 181), in Pelt was dit slechts 4,4 procent (8 op 181). De studie toont ook aan dat er in Alken nauwelijks verschil is tussen het aantal besmettingen bij lagereschoolkinderen (13,3 procent) en jongeren in de eerste drie jaren van het secundair onderwijs (15,4 procent).
“De resultaten van de bloedstalen tonen aan dat kinderen toch meer vatbaar zijn voor het virus dan we oorspronkelijk dachten”, zegt professor Corinne Vandermeulen van de KU Leuven, die het onderzoek leidde. “In studies op bloedstalen uit de klinische laboratoria, en bij gezondheidswerkers en bloeddonoren is het aantal personen met antistoffen doorgaans minder dan tien procent. Mogelijk geven deze studies dus een onderschatting van de werkelijke circulatie van het coronavirus”, voegt Els Duysburgh, onderzoeker bij Sciensano, eraan toe.
De kinderen die antistoffen hebben, werden besmet tijdens de eerste golf, net voor of tijdens de lockdown, zo stellen de onderzoekers: “We kunnen dit afleiden uit de evolutie van het aantal besmettingen in beide gemeenten tussen maart en oktober, en de antwoorden van de ouders over contact met besmette personen. Op het moment van de besmetting waren veel maatregelen waar we nu zo vertrouwd mee zijn – handen wassen, afstand houden, mondmasker dragen – nog niet ingeburgerd bij iedereen, zeker niet bij kinderen. Dat kan mee helpen verklaren waarom we bij relatief veel kinderen antistoffen hebben gevonden.”
De onderzoekers stelden vast dat kinderen die rechtstreeks contact hadden met een besmette persoon een viermaal hoger risico hadden om antistoffen te hebben in vergelijking met kinderen waarvan de ouders stelden dat er geen contact was geweest met een besmette persoon. “Deze contacten vonden vooral plaats met volwassenen binnen de eigen familie. De scholen lijken in de eerste golf dus geen belangrijke rol te hebben gespeeld in de verspreiding”, zegt professor Vandermeulen.
“Ook de kinderen blijven dus niet gespaard van het coronavirus, zeker op plaatsen met een hoge viruscirculatie zoals in Alken het geval was. Wat wel geruststellend is, is dat de kinderen die een infectie hebben doorgemaakt niet ernstig ziek zijn geworden.”